KAMER” EN HARE ACHTEREENVOLGENDE HUIZEN. 43
zorgen om met elkander voor hun genoegen te kunnen confereeren.
Is na voorgaande deliberatie geresolveert het voors. huis tot
het geproponeerde gebruik te verhuuren voor eene somme van
175 gl. zijnde dezelvde huur welke de kamerbewaarder Ente
daarin heeft verwoond met authorisatie op den Raad en Rent
meester Generaal der Domeijnen van Noord Holland, Kennemer-
land en Brederode in het Zuijderkwartier of desselvs commis
om hier aan de nodige executie te geeven en word voorts de
contrarolleur van der Linden mede geauthoriseert om die kleine
reparatiën welke in voors. huijs zullen behooren te geschieden
om hetzelve tot voors doeleinde dienstig te maken, daarin te
doen werkstellig maken.
Er zal extract dezer gegeven worden aan voorn. Raad en
Rentmeester Generaal alsmede aan de leeden der genoemde col-
legien welke tot het in orde brengen van deze besogne-kamers
zullen worden gecommitteert en eindelijk aan de contrarolleur
van der Linden om te strekken tot deszelvs narigt”.
In de domeinrekeningen van 1796, op het Rijks-archief
aanwezig, komen „Commissarissen van het Besognehuis”
als huurders van het perceel voor, waaraan ook thans het
bovengenoemde vertrek onder den toren verbonden was.
Uit het bovenstaande blijkt dat de personen ten wier
dienst gezegd „Besognehuis” stond en op wie de kosten
vielen aan de inrichting verbonden, reeds een zeker Be
stuur hadden verkozen„de commissarissen van het Be
sognehuis”, in boven vermeld Besluit „besogne kamers”
genoemd.
In 1796 kreeg het Comité van de Algemeene Zaken
van het Bondgenootschap (de vroegere Raad van State)
de beschikking over het voormalige besognehuis, en,
was het derhalve ontruimd door de even vermelde ge
bruikers, die immers blijkens eerstvermelde concept huur-
acte van Maart 1796 het gewezen Naturalia Cabinet
van den Prins van Oranje tot sociëteit huurden en
welke sociëteit genaamd was „Besoignekamer”.
Dit concept toch is tot werkelijk huurcontract ge
worden, maar er schijnt in den termijn een wijziging