50 DE HAAGSCHE MONUMENTEN VAN GESCHIEDENIS
ten noord-westen van de wegkruising, waarvan wij
boven spraken en met zijn front gericht naar het zuiden,
de zaal zou wat meer westelijk een plaats vinden. Zij
is vermoedelijk niet gereed gekomen en wellicht was
ook het woongebouw nog niet voltooid toen Willem II
in 1256 zijn einde vond op het Friesche ijs. Maar de
grondslagen waren gelegd en ze bestaan nogde kelders
onder de Rolzaal en de kelder midden onder de Ridder
zaal hebben gewelven, die uit het midden der 13e eeuw
moeten dagteekenen.
Willem’s zoon, Floris V, was bij zijns vaders dood
een onmondige knaap. Eerst tusschen 1270 en 1280
was hij tot man gerijpt en eerst toen ook heeft hij
voortgang kunnen maken met het door zijn vader be
gonnen werk. Maar hij had grootscher plannen, het
kleine huis en de kleine zaal konden hem niet voldoen:
grooter bouwwerk werd door hem ondernomen.
Het woongebouw, dat vermoedelijk boven den kelder
slechts één verdieping telde, werd hooger opgetrokken
en met een bijbouw en torens uitgebreid; ten westen
werd, slechts door een smalle binnenplaats van het huis
gescheiden een groote zaal gebouwd: de Ridderzaal
met haar hooge houten overkapping. Zoo kwam nog
in de 13e eeuw het gebouwencomplex tot stand onge
veer zooals wij het thans, na de restauratie van 1905,
midden op het Binnenhof kunnen bewonderen.
Het zoo verkregen kasteel werd met dubbele grachten
omringd, terwijl aan de noordzijde de dubbele grachten
gordel werd uitgegraven tot een vijver, die nog heden
de voornaamste schoonheid van ’s Gravenhage uit maakt
en Nederland zijn mooiste stadsgezicht verschaft. Het
water voor grachten en vijver werd geleverd door de ver
legging van de meer noordelijk loopende duinbeek, die in
vrijwel rechte lijn naar het Hofcomplex werd heengeleid.