4
te veel naderden. De beek, die in een boog nederhof en
binnenhof omsloot, althans binnenkort omsluiten zou, be
paalde tevens waar de dorpsontwikkeling kon beginnen.
Zoodra meerdere menschen zich in de nabuurschap van
het kasteel gingen vestigen was een godshuis noodig,
aanvankelijk stellig niet meer dan een kapel, ter plaatse
waar zich nu nog de St. Jacobskerk bevindt. Waarom die
kapel juist daar werd gebouwd? Ook hiernaar kan men
voorloopig slechts gissen. Maar onmogelijk schijnt het
niet, dat hier de plaatselijke, de natuurlijke gesteldheid
den doorslag gaf. Vermoedelijk bevond zich ten westen
van den Nederhof een vlak terrein, ten noorden begrensd
door de hooger gelegen geestgronden, ten zuiden door
het veen, het lagere land. En noch geest, noch veen kwam
uiteraard in de eerste plaats voor een grooter bouwwerk
in aanmerking.
De geestgronden waren voor kleinere gebouwen, voor
woonhuizen echter wel geschikt. Men woonde daar letter
lijk hoog en droog en het baart geen verwondering, dat
de oudste buurtschap, het eerst genoemd in de rentmees-
tersrekening van Noord-Holland van 1316 "Up die
gheest” is geweest. Het was 's-Gravenhage’s oudste
woonwijk, ook de pastoor kwam er te wonen, had er zijn
warande, de Pastoorswarande, waarvan een straatnaam
nog heden getuigt.
Maar de zegswijze: de kerk in het midden gaat ook
voor de ontwikkeling van een buurtschap op en zoo
spreekt het vanzelf, dat ook huizen ontstonden ten zuiden
van het Kerkplein: “up den veen’’, zooals de Heeeuw-
sche stukken deze wijk noemen. En ook naar het westen
ontstond dorpsontwikkeling, rond het Westeinde als
snijdingsweg ontstonden huizengroepen, die in de beide
vorksgewijze samenkomende wegen naar het westland
hun natuurlijke begrenzing vonden. Naar het oosten was,
52 DE HAAGSCHE MONUMENTEN VAN GESCHIEDENIS
I