MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES 87
de
buiten
hij met gevouwen handjes neerknielde en bad; hij was om
te stelen!” Maar God nam dit door allen aangebeden
kind van deze aarde weg; de smart, die allen aangreep,
is niet te beschrijven. Geheel Keulen deelde in dit smar
telijk verlies. Oom moet in de St.-Pieterskerk aan den
grafkelder luide hebben uitgeroepen: „Geliefd, van God
afgebeden kind, ik volg U spoedig!” En twee jaar later
daalde ook met alle aardsche praal de kist van den vader
van dit kind in denzelfden grafkelder! Daar eerst vond
hij de rust, die hij op aarde zoo zeer vergeefs gezocht
had; toch had hij meer geluk verdiend, want hij was een
edel helper voor alle lijdenden, van welken stand of welk
geloof ook. Hij was buiten overleden en de armen volg
den, luide weenende, den lijkwagen van buiten naar de
stad. Zijn begrafenis moet inderdaad indrukwekkend ge
weest zijn, eensdeels om de buitengewone pracht, ander
zijds omdat zijn familie door iedereen zoo hartelijk be
mind en algemeen hooggeacht was. De burgemeester,
een vriend onzer familie, ja zelfs nog iets aan ons ver
want, en de geestelijken uit de St.-Pieterskerk ontvingen
het lijk aan de poort der stad; de geheele familie volgde
er in rijtuigen achter. Bij de kerk gekomen, volgde het
eerst achter het lijk de weduv/e met haar dochter, beiden
in diepe rouw gekleed, dan de moeder van den over
ledene met haar dochter, daarna de tante en zoo vervol
gens ieder der familie naar rang, en eindelijk de weder-
zijdsche bedienden. En diezelfde kerk, waar dezelfde
pastoor eenige jaren tevoren hun huwelijk plechtig had
ingezegend, ontving thans zijn lijk. Een plechtig requiem
werd door verscheidene hooge geestelijken gecelebreerd,
en onze huisgeestelijke knielde achter de tombe, waarop
de kist geplaatst was; want in Duitschland komt het lijk
zelf in de kerk en de bloedverwanten begeleiden in pro
cessie het lijk, na de mis, tot aan de deur der kerk.