MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES 91
dat zij
ouders, die Protestantsch waren, verlaten had en
gaarne Katholiek wilde worden, maar dat haar hiertoe
en ook tot haar verdere verzorging alle middelen ont
braken. Grootmama, die een voorbeeldig goed hart bezat,
sprak er met den pastoor der St.-Pieterskerk en met
onzen huisgeestelijke over, en zij besloot, zich het lot van
Johanna Viethen, die door brieven haar woorden wist te
bevestigen, geheel aan te trekken. Eerst werd zij door
grootmoeder geheel gekleed, vervolgens in het klooster
der Ursulinen gedaan, dat het eerste instituut van Keulen
was, alwaar zij in godsdienst en in wetenschappen, hand
werken, enz. grondig onderricht ontving en, nadat zij
eenige jaren daar geweest was en Katholiek was gewor
den, bij mij als gouvernante geplaatst. Maar hetzij zij den
tact miste, met mij om te gaan, o£ dat mijn karakter niet
met het hare overeenkwam, zeker is, dat ik mij aan haar
zijde diep ongelukkig gevoelde. Er was iets in haar, dat
mij afstootte, zoodat mij niets aangenamer was dan de
nacht, als ik alleen was op mijn kamer, zonder haar te
zien. Ik gevoelde mij in dien tijd diep ongelukkig en een
zaam, want hoe edel en eerbiedwaardig grootmama en
oudtante ook waren, in huis heerschte een onbeschrijflijke
trots, die nooit gedoogde, dat ik met iemand omging, die
niet van gelijken adel of rang was, en het toeval wilde,
dat in de familiën, waarmee mijn familie omgang had,
juist weinig aardige meisjes van mijn leeftijd waren,
waarmee ik had kunnen omgaan. Bij ieder schuldeloos
en voor mijn leeftijd zoo gelukkig spel stond mijn gou
vernante als een engel der verwoesting naast mij! Zelfs
een lam, waaraan ik mij gehecht had, werd mij ontnomen,
met de woorden: ,,Dan spreekt ze te veel met de domes-
tieken.” Alles, zelfs mijn pop, welk speelgoed men te
nietig voor een tienjarig meisje oordeelde, nam men van
mij weg, zonder er iets voor terug te geven. In alles werd