92 MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES
ik onderwezen, behalve in de Fransche taal, waarvan
grootmoeder een beslisten afkeer had, want welk leed
had Frankrijk haar al niet berokkend! Ik leerde teekenen,
muziek, dansen, paardrijden en andere talenten maar op
mijn jeugdig hart werd niet gelet. En ik had juist zulk
een onuitsprekelijke behoefte aan een hart, dat mij met
volle liefde omringde; dat vond ik nergens! Van mijn
geboorte tot nu toe aan huurlingen toevertrouwd, altijd
door vreemden omringd, gevoelde ik des te dieper het
gemis van mama's zorgen en, als zij eens als moeder ge
voelde, weende zij bitter. Eens zelfs riep mama bedroefd:
,,O God, kind, waart ge toch nooit geboren!” Groot
mama, die op dat oogenblik juist binnenkwam, was den
geheelen dag erg aardig voor me en gaf me aan tafel,
bij het dessert, een diamanten bracelet met het portret
van mama. Ik had opgemerkt, dat grootmoeder dezen
bracelet steeds met de grootste zorg bewaarde. En toch
scheen het geven van dezen bracelet iets zeer pijnlijks
te zijn, want in ieders oog, behalve in dat mijner gouver
nante, blonk een traan. „Zou men mij dezen bracelet
wel gaarne geven! Ben ik wel het kind des huizes!” Deze
gedachten rezen op in mijn jeugdige ziel, maar aan wie
mijn hart uit te storten! Juist aan liefde en vertrouwen
had ik een bijzondere behoefte.
Grootmama was van mijn eerste intreden in mijn
ouderlijk huis de vrouw geweest, die mijn opvoeding met
de rechten eens vaders ter hand nam. Zij beloonde mij
en bestrafte mij; voor haar koesterde ik de meeste vrees.
Van allen in huis was zij de hoofdpersoon; allen gehoor
zaamden en ontzagen haar om het hardst. Toen ik nog
bij de bonne was, kwam ik iederen middag pas bij het
dessert binnen en dan bracht mij de „Laufer”, die altijd
achter grootmama’s stoel stond, eerst bij grootmama; dan
mocht ik pas naar mama of oudtante gaan. Zelfs de huis-