96 MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES steden van Duitschland, gebruik, dat jongens en meisjes, die hun Eerste H. Communie doen, drie dagen lang een bouquet gemaakte bloemen op de borst dragen. Voor mij werden dit bouquet en de guirlande witte rozen als haartooi in Parijs besteld en daar met veel kosten gepar fumeerd. De kanten om het kleed en den sluier moesten uit Brabant komen; witte zijden kousen en satijnen schoentjes voltooiden mijn toilet. Mijn kerkboek, bijzon der prachtig en kunstig geschreven en in blauw fluweel gebonden, was met fijne en kunstig bewerkte gouden hoeken en rug bezet; ook de beide sloten werden om hun waarde en smaakvolle bewerking algemeen bewonderd, terwijl ook de platen in het boek van de grootste waarde waren. Mijn geheele toilet staat mij nog levendig voor den geest. Algemeen zeide men in Keulen: „Hebt gij het kind van de rijke Hollanders gezien?” Nadat de gods dienstplechtigheid was geëindigd, reed ik met groot mama, mama en de beide geestelijken, onzen huisgees telijke en den prior van het klooster, in het prachtigste rijtuig, dat mijn familie bezat, naar huis. Mijn familie had toen het buitengoed verlaten en woonde in de stad, want de toestand van mijn oudtante vereischte dagelijks meer dere geneeskundige hulp. Het buiten stond leeg. Mijn thuiskomst had inderdaad iets treffends, want mijn familie was in de geheele stad, bij rijk en arm, zeer be mind. Grootmama had op dezen dag brood en kleeren onder de armen laten uitdeelen. Thuis werd ik ontvan gen door den pastoor der Parochie, de vier hoofdpastoors der stad, onzen rentmeester, alle bedienden, de geheele familie en vele notabelen. Dit herinner ik mij nog leven dig, dat grootmama tegen den hoofdpastoor Hr. Filtz zeide: „De ondankbare en verregaande nonchalance van mijn eersten huisvicaris heeft mij steeds getroffen, maar heden valt het mij dubbel op, hem hier niet onder LI aan

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 114