MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES 103 i haar kreeg verschrikke- geheim welks en mijn vol- aan. Zij bezwoer grootmama, dat dit zwarte laster was, dat men haar ongelukkig wilde maken en dat kwaad willigen haar het geluk benijdden, zoo liefderijk door grootmoeder te worden behandeld. Onder het storten van heete tranen verzocht zij grootmama, haar toch den persoon te noemen, die haar zoo belasterd had. Groot mama sprak eenvoudig: ,,Het is mijn dochter Thérèse ter oore gekomen en deze heeft het mij gezegd.” Madelle Viethen zocht zich nog bij mama te verschoo- nen en daarmee was deze zaak afgedaan. Maar madelle Viethen kreeg van dat oogenblik af een doodelijken haat tegen mama. Het was echter allengs met haar goeden naam gedaan, want toen ik uit het klooster kwam, had haar instituut opgehouden te bestaan; ieder een had zijn kinderen van haar school teruggenomen en zij was toen huishoudster bij kapelaan Muller van den Dom. Bij ons kwam zij na grootmama's dood niet meer. De toestand van mama, een soort geestesziekte, ver ergerde gaandeweg; daarvan is heel veel misbruik ge maakt, zoowel door ondergeschikten als door vreem den, want bij tijden gaf mama alles weg wat men vroeg. Toen begon mama ziekelijk te worden en 1 het water; deze ziekte ging ten slotte over in tering. Dit ziekbed heeft onnoemelijk veel gekost. Mijn goede mama, die, behalve bij tijden, zeer goed bij haar ver stand was, gevoelde wel dat dit ziekbed haar sterfbed zou worden. Maar groote gehechtheid aan het leven gaf haar de kracht om de vele proefnemingen der ver schillende geneesheeren, hoe pijnlijk ook, moedig te doorstaan. Eindelijk echter gevoelde zij, dat ze nog maar zeer kort te leven had en liet mij toen alleen bij zich komen. Zij vertrouwde mij toen een lijk geheim, dat alleen mij betrof, toe; een gewicht ik toen tengevolge van mijn jeugd

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 121