104 MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES i strekte onbekendheid met de zonde nog niet geheel voelde, maar dat op mijn volgend leven een verschrik- kelijken, maar heilzamen invloed zou oefenen. Na den dood en de begrafenis stond ik alleen op de wereld, in den leeftijd van zeventien jaar. Vaak hadden jongelui uit de groote wereld, zoowel bij mama als bij mijzelve, om mijn hand gevraagd, maar mijn hoogmoed en veeleischendheid hadden rnij van het doen eener keuze teruggehouden. Eén van hen was een jong geneesheer, die zich door zijn zorgen en attenties aan mama’s ziekbed zeer verdienstelijk en on misbaar had gemaakt. Mama was zóó met hem inge nomen, dat zij mij verzocht, zijn bede toch te verhooren en hem gelukkig te maken. Zijn naam was Wilhelm Suermondt. Ik, die aan niets dan hulde en genoegens gewoon was, zag in hem slechts den persoon, goed genoeg om mijn guitaar te stemmen en mij soms te be geleiden. Soms behandelde ik hem vriendelijk (hoe ge lukkig was hij dan!), dan weer uit de hoogte of belee- digend. Alles verdroeg hij met voorbeeldig geduld en standvastige liefde, waarvoor hij nooit zelfs met een handdruk werd beloond. Hij leed er zeer onder en, om hem genoegen te doen, vroeg ik mama soms, hem ten eten te noodigen. Zijn geluk was dan niet te beschrij ven! Daar hij zich niet in de groote wereld bewoog, mocht hij nooit op de bals of casino’s komen en als hij mij dan ’s avonds, wanneer ik door mama of anderen vergezeld was, naar het rijtuig bracht, dan werd ik vaak getroffen door zijn door ijverzucht gekwelde houding. Iedereen had medelijden met hem. Hij leed veel en viel met den dag af. Ik zag zijn lijden, maar kon er niet toe komen, mij aan hem te geven. Onder mijn vele aanbidders bevond zich ook een jonge graaf.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 122