MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES 105 August von Rappard 1), een jong en zeer knap officier, die mij recht hartelijk beminde. Op alle partijen, hetzij bals, concerten of comedievoorstellingen trof ik hem in de gang aan, terwijl hij op mij wachtte. Hij was altijd toevallig aan de deur, als ons rijtuig aankwam en bleef dan den geheelen avond in onze nabijheid. Met hem danste ik het liefst, met hem zong ik het gemakkelijkst. In de groote wereld was men algemeen van gevoelen, dat hij mijn echtgenoot zou worden. In den schouwburg stond hij van het begin tot het einde der voorstelling achter mijn stoel. In mijn oogen las hij mijn bevelen. Mijn hart had hem wel lief, want hij was zeer galant en attent voor mij en bovendien de knapste officier van het geheele regiment, maar hij was toch niet de man mijner idealen. Ik hield wel van hem, maar nog veel meer van mijn eigen positie. Tot mijn heil heeft mijn groote trots mij van het doen eener keuze afgehouden; hoe beslist ongelukkig ware ik anders na mama’s dood geweest! Aan het ziekbed van mama en vooral in de laatste dagen van haar dierbaar leven had ik er veel over hooren spreken, dat de rentmeester verdwenen was, maar daar ik mij nooit om eenige geldelijke zorg bekommerd had hoorde ik dit aan, als raakte het mij niet. Eenige dagen na mama’s begrafenis kwam onze notaris, de heer Sur- hoven, bij mij en vroeg me, of ik ook al eenig pl^p voor de toekomst ontworpen had. Ik antwoordde hem, dat ik het jachtslot en ook de overtollige dienstboden wilde wegdoen, en dan een huishoudster wilde nemen. Hierop zeide hij met aandoening, dat ik diep ongelukkig was, b De Duitsche tak der van Rappards voerde evenmin den graven titel, als de van Ulften hier recht op hadden. Deze August von Rappard wordt later Eduard von Rappard genoemd.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 123