110 MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES
baron von Kempis, beweerde, dat mijn nicht Fanni mij
wel gaarne bij zich wilde nemen, maar dat ik dan ge
heel afhankelijk van haar zou zijn en in alles haar wil
zou moeten volgen. Onder deze beraadslagingen ont
vingen wij een brief van mijn gouvernante madelle
Viethen. Daar zij vele verplichtingen aan mijn familie
had en gaarne haar dankbaarheid wilde toonen, ver
zocht zij mij, mijn toevlucht bij haar te zoeken. Zij had
mijn eerste jeugd geleid, kon dus het best mijn lijdend
hart begrijpen en wilde met moederlijke liefde een steun
voor mij zijn. Dit voorstel vond algemeen bijval. Zij
was een vrouw van ruim 50 jaar en aangezien zij huis
houdster was bij kapelaan Müller, van den Dom, zoo
oordeelde men, dat ik daar goed beveiligd zou zijn.
Ikzelf, de ongelukkige hoofdpersoon, wier lot men
bezig was, te beslissen, zat er als een marmeren beeld
bij. Nadat ik weer alleen was, liet ik den notaris komen
en vertelde hem, wat er over mij besproken was. Ik
vroeg hem, of er nog mogelijkheid zou zijn, langs den
weg van het recht mijn ontvreemd eigendom terug te
krijgen. Hij zeide, dat alle mogelijke moeite reeds aan
gewend was, maar helaas vruchteloos. „Helaas, gra
vin”, sprak de grijsaard, „hier vermag de wet niets.
Omtrent uwe eigendommen zijn alle naspeuringen
vruchteloos. Wat mij tot aan mijn graf spijten zal, is,
dat ik u uw kostbare bijouterieën niet gelaten heb; ze
zouden u uw geheele verdere leven een bestaan hebben
kunnen verschaffen. De eenige raad, dien ik u kan geven
en die uit een waarachtig vaderlijk hart komt, is: Volg
den raad van den bisschop op en kies het klooster.
Aan alles gewent zich de mensch, maar ook: aan alles
ontwent zich de mensch. In het klooster zult ge de ver
getelheid vinden, die balsem voor u zijn zal. Het huwe
lijk met den heer von Sierdorf, die algemeen een ruw