112 MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES want het kruis, met onwil gedragen, valt dubbel zwaar. Ook hij raadde mij aan, den sluier te kiezen, doch ik riep uit, dat de kloostermuren voor mij gelijk zouden zijn aan kerkermuren en dat zoowel de eed des kloosters als de eed des huwelijks meineed zouden zijn. De edele man bezat zooveel menschenkennis, dat hij gevoelde, dat ik de volle waarheid sprak. Hij dwong mij niet, onder een aaneenschakeling van machtspreuken, om het klooster aan te zien als een bepaald middel om zalig te worden. Zijn edel hart weerhield hem, mij over te halen, om in wanhoop een stap te doen, waarvan ik later grooten spijt zou kunnen hebben. Hij sprak: „Welnu, mijn kind, neem dan het voorstel uwer gouvernante aan.” Ik wierp hem tegen, dat ik van mijn eerste jeugd af een afkeer van deze vrouw had gehad. (Van hetgeen destijds tusschen mama en haar omtrent haar reputatie was voorgevallen, wist ik geen woord.) Maar hij sprak: ,,Ik raad u ernstig, dit voorstel aan te nemen. Bij haar eet ge geen genade brood, zooals ge bij uw familie doen zoudt. In het oog der wereld leeft ge daar van uw eigen geld; ge kunt dan, als ge wat kalmer geworden zijt, in overeenstemming met God en uw eigen hart, beter een keuze doen. Ik moet erkennen, dat nu het tijdstip nog niet gekomen is, om uw levenslange bestemming te bepalen. Komaan, lieve Netje, hart en oog op God gericht! Vertrouw op Hem, Die u meer verstand en doorzicht gaf, dan men in uw jaren zou verwachten. Kom morgen ter communie; dan zal ik voor u de H. Mis lezen en zullen wij samen bidden.” Nog lang en hartelijk sprak hij met mij en ik beloofde hem, den volgenden dag te komen. Den volgenden dag las hij de H. Mis en gaf mij alleen de H. Communie, terwijl ik geheel alleen nederknielde, symbool mijner verlatenheid voor het verdere leven. Dit deed ik zoo negen dagen en bad vurig tot God, mij bij te staan. Gedurende dezen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 130