MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES 115 en de beide anderen omstreeks 16 jaar oud waren, en bovendien de heer Weygand, oud 17 jaar, uit Den Haag. Madelle Viethen was hier zooveel als de huis houdster en werd bijgestaan door een meid, Sophie genaamd, en haar zuster, een kleine, zeer mismaakte en mank-gaande ongehuwde juffrouw, die in de wan deling de kleine mad.elle werd genoemd. Den volgenden morgen ging ik, zooals ik dat alle dagen placht te doen, bij den heer Grossmann ter kerke; deze dag verliep vrij rustig. Na het middagmaal sprak mad.elle Viethen tot mij: „Nietwaar, Netje, gij hadt gehoopt, hier rust te vinden, maar ik heb jarenlang een schrikkelijke haat tegen uw mama gevoed, die mij destijds doodelijk be- leedigde. Uw mama was voor mijn wraak onbereik baar, maar gij, trotsche nuf, zult er bitter voor boeten. Er zal geen lijden te bedenken zijn, dat gij aan mijn zijde niet zult ondergaan! Gij zult uw lot zwijgend heb ben te dragen, want elk inroepen van vreemde hulp zou uw toestand nog verergeren. Gij staat alleen op de wereld en zult slechts mijn bevelen hebben te gehoor zamen; de trotsche gravin zal on voor waardelijk aan mijn wil onderworpen zijn.” Nu gevoelde ik eerst recht, hoe verlaten ik was. Ik ging, of liever ik waggelde, naar mijn kamer. Daar wierp ik mij op mijn knieën en weende bittere tranen, ’t Was, alsof een blinddoek van mijn oogen viel, want madelle Viethen had woorden gebezigd, vroeger nooit door mij gekend, maar die in mijn ziel een schrikkelijken naklank vonden. Maar ook nooit heb ik de stem van God waarachtiger gehoord dan op dat oogenblik. Het was, alsof een stem in mij, mij toeriep: „Oordeel niet, opdat ge niet zelf geoordeeld wordt! Al wat uw moeder deed, is geschied. Buig uw hoofd onder Mijn hand en vraag niet: waarom. Neem uit het leven uwer moeder al het goede tot navolging;

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 133