MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES 123 hier. Daar zijt ge niet in gezelschap van een vrouw zoo- als madelle Viethen. Duizenden strikken omgeven u hier; zorg, dat ge ze alle vermijdt.” Men kan zich geen denkbeeld vormen van de vernede ringen en mishandelingen, die ik bij deze vrouw te lijden had. Eens op een ochtend, bij het stoffen eener kamer, was ik vergeten, één der drie ramen open te zetten. Madelle komt binnen en wordt zóó woedend, dat zij het raam opengooit en den ijzeren bout, die het raam beves tigt, er af rukt. Hierdoor nog boozer wordende, wierp ze dien ijzeren bout naar mij. Gelukkig trof hij mij niet aan het hoofd, maar kwetste mijn been, tengevolge waar van ik een paar dagen met mijn been op een kussen moest zitten. Ik had veel pijn en toen ik haar zeide: „Madelle Viethen, het stuk ijzer had mij wel aan het hoofd kunnen treffen!” sprak zij: „O, aan u is niets verloren. Gij be hoort niemand toe, en uw familie zou recht blij zijn, u te loozen!" Als ze mijn rijtuig en mijn paarden zag, die in de stad verkocht waren, dan riep ze mij, zeggende; „Daar gaat uw vroegere grootheid!” Dit trof altijd; dat zag en wist zij wel. Haar schimpen op mama had geen vat meer op mij. Hoezeer zij ook mama en haar finan cieel beheer belasterde, steeds zweeg ik. Bij de wreede en onmenschelijke behandelingen zag zij slechts stille tranen, maar haar smalen op mijn vroegeren glans in de wereld trof mij meer, dan zij wel dacht. Mijn familie bezocht mij zelden en steeds in haar tegenwoordigheid. Dan legde zij er steeds den nadruk op, hoeveel moeite en inspanning het haar kostte, een zóó bedorven kind tot een bekwame huisvrouw te vormen. Dan wist zij zeer behendig alle wreede handelingen onder den schijn der warmste liefde te bemantelen en zei dan met het goedigste gelaat ter wereld: „Ieder welgemeend woord neemt zij bitter op. Ik had er mij nooit mee

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 141