124 MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES deed moeten belasten, dit kind aan de wereld te ontwennen en te gewennen aan de nuttige werkzaamheden eener vrouw, ware het niet uit achting voor haar overleden ouders.” Dan volgde steeds een soort wijze les van de zijde des bezoekers, b.v. dat ik het geluk nooit genoeg zou kunnen waardeeren, dat zulk een geduldige en be kwame vrouw zich mijn lot zoo liefderijk aantrok en mij tot een edel en nuttig mensch wilde vormen. Diepe ver achting sloot dan mijn mond en met een koele buiging verliet ik de kamer. Wat zij mij ten laste legde, n.l. dat ik mij trots en stroef gedroeg, kreeg zoodoende in de oogen mijner familie een schijn van waarheid. Dikwijls ging zij uit rijden, naar een of ander dorp, en nam dan de studenten en Weygand mee. Soms ging ook de meid mede, om te bedienen, en dan gingen ook de kapelaan, Busch en haar zuster mee, maar ik moest altijd thuisblijven. Wanneer soms de een of ander haar verzocht, mij ook mee te nemen, dan had zij steeds een voorwendsel bij de hand, meestal dat mijn gezondheid niet toeliet, mij veel te vermoeien. Dan bleef de goede prior bij mij thuis, want hem alleen kon mad.elle Viethen niet dwingen, en dan liet hij wat lekkers voor mij halen. Ik hielp hem dan zijn bloemen begieten; bloemen en vogels waren n.l. zijn geliefkoosde voorwerpen. Soms ook stond hij mij toe, naar Grossmann te gaan en dan in mijn plaats open, ja zelfs haalde hij soms het waschgoed voor mij binnen, opdat madelle Viethen niet zou kunnen vermoeden, dat ik uit geweest was. Uren lang bleef ik dan bij Grossmann en, door hem gesterkt en bemoedigd, ging ik dan weer naar huis. Dan wierp ik mij aan de borst van den goeden prior en beloofde hem, alles in onderworpenheid en zonder weenen te zullen dulden. Aan hem en aan Grossmann heb ik mijn behoud te danken. Vaak wekte hij mij om halfvier. Dan gingen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 142