MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES 129
uw broeder! Vergeet mij nooit. Bewaar dien ring; ik zal
hem zelf weer inlossen. Verlies hem niet en geef hem
nooit in andere handen. Ikzelf zal hem eens plechtig
van u opeischen.” Weer kuste hij mij op het voorhoofd,
maar hij beefde verschrikkelijk en zijn knieën knikten.
Hij zeide, dat dit sidderen slechts uit liefde tot mij voort
kwam. Toen hij wilde heengaan, kwam madelle Viethen
plotseling van achter een heg, waar zij het geheele on
derhoud had gehoord, te voorschijn. Ditmaal was ik ech
ter zeer ontsteld; ik nam mij voor, nooit meer met iemand
een geheim onderhoud te hebben. Nauwelijks was de
neef vertrokken, of madelleViethen eischte dien ring op;
aan tegenstand viel niet te denken, 's Middags overhan
digde zij den ring aan tafel aan den kapelaan en sprak:
„Later een nadere uitlegging!” De kapelaan wierp een
vreeselijken blik op mij. Zelfs de studenten waren boos
op me. God alleen weet, wat ze mij ten laste legde! Er
was niemand om voor mij te getuigen, want de neef was
vertrokken en zij alleen had ons onderhoud bespied! Ook
thans waren de lessen mijner jeugd een groote troost
voor me.
Op een dag vroeg een zekere heer Oehlmann, kamer
dienaar bij mijn neef den bisschop, mij te spreken. Dezen
bediende had ik meermalen bij madelle Viethen gezien;
nooit echter had ik hem naar mijn neef gevraagd, want
mijn familie wilde niets met mij te maken hebben en ik
deed mijn best, allen te vergeten. Ik trad de kamer bin
nen, waar deze bediende zich bevond. Hij zeide mij, dat
madelle Viethen een huis gekocht had en dat hij haar
hiervoor het geld geleend had, omdat madelle Viethen
hem beloofd had, dat ik met hem zou trouwen. Nu kwam
hij zelf, om met mij over deze zaak te spreken. Op dit
oogenblik kwam al mijn vroegere trots boven. Ik zeide
slechts: „Ik de echtgenoote van een bediende! Mijnheer
9