MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES 131 lijst van mij professoren van verwacht te hebben, want zij sprak met een verschrikke- lijken blik: „Vergeet niet, verarmde en naakte gravin, dat ge in mijn macht zijt!” Wat ik nu moest lijden, is met geen pen te beschrijven! Als ik uitging en zelfs ook in de kerk, wachtte Oehlmann mij op en beleedigde mij in het openbaar. Om mij er toe te brengen, dat ik misschien eens nog hartelijk blij zou zijn, dien bediende de hand te rei ken, (dit waren haar eigen woorden), wilde zij een tombola houden van allerlei voorwerpen, die ik moest laten verloten. Ik kwam met de eerste lijst bij Gross mann. Hij vond dit een vreeselijk middel en was zicht baar met mijn lot begaan. Grossmann nam deze loterij- over, die in korten tijd door heeren het seminarium volteekend was. Ver heugd begaf ik mij naar huis en overhandigde madelle Viethen het ontvangen geld, benevens de geteekende lijst. „Zoo”, sprak ze, „dat gaat goed! Ik zal morgen een nieuwe lijst voor u gereed maken.” Toen ik haar zeide, dat de heeren dit slechts hadden gedaan, om mij verder loopen te besparen, was haar antwoord: „De geestelijken van het seminarium zijn immers niet de eenige inwoners van Keulen. Ge moet uw geluk nu maar eens in de kazerne beproeven. Een meisje, dat waarlijk braaf is, moet zich te midden van een regiment soldaten kun nen begeven en toch braaf blijven. En bovendien zult ge in de kazerne een dapper verdediger vinden in luite nant von Rappard.” Of ik bad of weende, ik moest den volgenden morgen gaan. Eerst ging ik naar Grossmann en klaagde hem mijn nood. Hij zei: „Lieve Netje, al zorgde ik weer voor deze nieuwe lijst, morgen heeft zij weer een andere; ze houdt vol. Wees daarom gehoor zaam en breng dit offer.” Ik ontving zijn zegen en ging, mij in mijn lot schikkende. Iedere officier nam een lot; door de meeste heeren, die mijn familie hadden gekend,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 149