140 MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES overal aan God, godsdienst, deugd en plicht en maak, ter eere van God, een nuttig gebruik van de gaven, die Hij in uw jeugdige ziel heeft gelegd. Bedenk, dat alles, wat u tot dusverre trof, buiten uw schuld en verant woording was; God stelde u op de proef. Als ge u moedig en met vertrouwen aan Zijn wil onderwerpt, dan volgt er zeker eens hier of hiernamaals vergelding.” Ik beloofde hem, steeds aan God en ook aan zijn lessen getrouw te zullen blijven. Vervolgens schreef ik aan Weygand den juisten datum van mijn vertrek, maar verzocht hem, niet meer aan mij te schrijven, opdat de brief niet, tengevolge van te laat bezorgen, in verkeerde handen zou vallen; ik voegde er het verzoek bij, dat hij, indien hij nog wilde schrijven, den brief aan Grossmann zou adresseeren. Vervolgens ging ik naar Reindorp, den Keulschen schipper, die altijd voor grootmama koffie, rijst, enz. uit Amsterdam meebracht en zeer vaak door haar uit geldverlegenheid geholpen was. Hem legde ik in korte woorden mijn toestand bloot en smeekte hem, mij ter wille van den band, die hem aan mijn overleden familie bond, niet te verraden, maar uit de handen van madelle Viethen te redden. Hij kende haar zeer goed en verhaalde mij de vreeselijkste dingen van haar. Zoowel Reindorp als zijn vrouw beloofden, mij te zullen helpen. Hun oudste zoon was kapitein op de stoomboot, die van Keulen op Rotterdam voer. Zij beloofden mij, hun zoon slechts te vertellen, dat ik naar 's-Gravenhage ging, want ik vreesde, dat hij in één of ander koffiehuis zou vertellen, dat ik voorgoed Duitschland verliet. Zij be loofden mij, voor mij een plaats op de stoomboot te zul len nemen en mij in de bijzondere zorgen van hun zoon aan te bevelen. De dag van mijn vertrek was dus bepaald. Ik begaf mij naar de St. Pieterskerk, waar ons familiegraf was;

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 158