I
i
144 MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES
i
i
tijd
i
den voet op
gaf mij de
zijn kamer,
voor een ontbijt
laten zorgen, waarvan ik met groote moeite iets ge
bruikte. Ik knielde neder en hij bad tot God voor mijn
behoud en zaligheid. Diep geroerd sprak hij: „Ga dan
met God! Zet, met kinderlijk vertrouwen op Hem, moedig
den voet op een onzeker pad, want God is overal en al-
in gelezen; ze hebben medegewerkt tot mijn behoud,
want mijn vertrouwen op God hebben ze versterkt. Ik
had het plan gehad, een brief achter te laten, waarin ik
madelle Viethen vergiffenis schonk en haar een zege
nend vaarwel toeriep, maar wegens gebrek aan
moest ik dezen wensch onvervuld laten.
Ik had het gevoel van een stervende, die haar aard-
sche aangelegenheden heeft geregeld en kalm en gelaten
van alles afscheid neemt om tot een nieuw leven over te
gaan. Ik zou immers nooit in mijn vaderland weder-
keeren! Ik had mijn horloge den vorigen dag met dat van
den heer Grossman gelijk gezet; het wees nu half drie
aan. Voor het laatst knielde ik op mijn kamer neer onder
biddend opzien naar het kruis, ging stil de trap af en
knielde nog eens voor iedere deur neder, Gods zegen en
bescherming afsmeekende voor de bewoners. Daarna
opende ik behoedzaam de huisdeur en sloot die zacht
achter mij dicht. Ik wierp nog een laatsten blik op het
huis, waar ik vreeselijk, maar stil geleden had, doch
dat ik beter, wijzer en edeler verliet, dan ik het was
binnengetreden. En nu riep mijn verstand mij toe: „Deze
stap wordt door mijn eigen vrijen wil gedaan; nu moedig
en vertrouwend op God voorwaarts!” Moedig trad ik
de kerk van Grossmann binnen. Hij had daar op mij ge
wacht. In de geheele kerk was geen mensch behalve wij
samen, want de gewone eerste dienst was pas om zes
uur. Hij las de H. Mis voor mij alleen en
H. Communie; daarna ging ik met hem naar
Hier had hij met alle mogelijke attentie