MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES 145 tijd een beschermer der onschuld; hij zegent steeds de deugd en den goeden wil. Ga met God, die overal een rechtvaardig Heer en een vader der weduwen en weezen is!” De gedachte, dat wij nu voorgoed zouden moeten scheiden, deed mij in tranen uitbarsten. „Zie”, sprak Grossmann, „daar komt de zon op; zij zal uw weg ver lichten! Schijnt niet overal diezelfde zon, is God niet in ieder land aanwezig? Vandaag begint voor u een nieuw leven, waarin u ook gevaren zullen bedreigen, maar strijd er tegen, zoolang ge leeft; dan zal God u bijstaan. Want slechts hij die tot aan het eind volhardt, zal zalig worden. Moedig dus voorwaarts! Gods zegen en de mijne begeleiden u”. Hij kuste mij hartelijk vaarwel. Aan het einde der straat keek ik voor het laatst nog eens naar hem om. Daar stond hij nog en zegende mij! Ik wierp hem onder tranen een eeuwig vaarwel toe. Ik heb hem nooit weergezien; misschien is hij reeds lang bij God. Moge de Heer hem alles vergelden, wat de arme wees aan hem te danken had. Bij den Rijn gekomen, zag ik, dat het daar bijzonder levendig was. Kapitein Reindorp, die met zijn vader in gesprek was, zag mij het eerst. Beiden kwamen met de grootste hoogachting naar mij toe. Na hen vluchtig te hebben gegroet, verzocht ik hun, mij op de boot te willen brengen, daar ik vreesde, gezien te worden. Ook had ik groote behoefte, alleen te zijn, om nog eens rustig alles te kunnen overdenken, wat de laatste dagen en uren in mij omgegaan was. De oude Reindorp bracht mij naar het paviljoen, waar ik mijn plaats had. De goede oude man bleef bij mij, zeker uit beleefdheid. Ein delijk kwam de kapitein en sprak: „Het is nu tijd, om te vertrekken”. Toen de oude mij vaarwel zeide, was hij zichtbaar getroffen en beval mij echt vaderlijk in de hoede van zijn zoon aan. Toen ontzonk mij de kracht: ik 10

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 163