152 MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES
bekende: dadelijk kwamen er gebakjes en wijn. Ze lieten
mij den tuin zien en wisten niet, wat ze zouden doen,
om het mij naar genoegen te maken. Ze hadden een
dochter, die Duitsch leerde en nu wilde haar vader
graag, dat Naatje haar kundigheden aan den dag zou
leggen. Ik zag, dat dit het jonge meisje vreeselijk be
nauwde, en daarom gaf ik mij veel moeite, om te raden,
wat zij wilde zeggen en hielp haar zoodoende telkens
ongemerkt op weg. Dit nam haar zoo voor mij in, dat
zij mij alle aardige plekjes in den tuin aanwees. Eindelijk
moest Reindorp ons verlaten, om naar het bal te gaan.
Bij het heengaan drukte hij mij een kus op de hand.
Nauwelijks was hij weg, of een gevoel van verlaten
heid overviel mij; daar zat ik nu geheel alleen onder mij
totaal vreemde menschen. Ik barstte plotseling in tranen
uit. Mijnheer en mevrouw hadden zeer met mij te doen
en spraken woorden van deelneming tot mij, maar ik
verstond hen niet. Toen gingen zij en hun dochter met
mij naar hun zoon, die pastoor was en een zeer mooi
huis bewoonde. Hij ontving ons bijzonder hartelijk. Hij
kende goed Duitsch en sprak veel met mij. Na een half
uurtje gingen wij met ons allen naar het huis der oudelui,
waar we een keurig souper gebruikten. De oude heer
haalde zelf den besten en oudsten wijn uit den kelder en
allen dronken gul en welgemeend op mijn welzijn. Aan
tafel zat ik tusschen den pastoor en zijn papa in, die de
goedheid zelve voor mij waren, evenals de moeder en
Naatje. De pastoor had het bijzonder druk, alles te ver
tolken. Ik werd door de oude dame zelf naar mijn kamer
gebracht, die keurig gemeubileerd was; zij hielp mij ook
zelf bij het uitkleeden. Daar Reindorp gezegd had, dat
mijn goed nog aan boord was, vond ik hier alle benoo-
digdheden voor mijn nachttoilet. De oude vrouw, die
scherp genoeg zag, dat ik diepbedroefd was en den hee-