MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES 157 Pater Johannes Leurs, sinds 1812 kapelaan aan de kerk in de Casuariestraat (later werd dit de kerk aan de Boschkant). meeviel, daar het de eerste maal was, dat ik bij iemand sliep. Den volgenden ochtend ging ik met haar naar de kerk, want ik gevoelde hiertoe groote behoefte. Nog staat mij levendig voor den geest, dat pater Leurs mij eenigs- zins verbaasd en nieuwsgierig opnam; dit trof mij eerst onaangenaam en nam mij eenigszins tegen hem in, maar later werd het mij duidelijk. Ik droeg het haar achter op den rug in drie breede vlechten, van onderen met een lint samengebonden, had een kostbaren sjaal om en een kostbaren hoed op, maar was overigens zeer eenvoudig gekleed. Pater Leurs, die de biechtvader van de familie Weygand was, wist, dat ik zou komen; vandaar dat ver baasde aanstaren. Na de H. Mis stelde juffrouw Wey gand mij aan hem voor. Tot mijn spijt verstond hij geen Duitsch. Toen wij thuisgekomen waren, begon juffrouw Weygand dadelijk aardappelen te schillen en bleef den verderen morgen druk bezig in de keuken, terwijl Wey gand vóór in den winkel was. Na het middagmaal, dat wij om twee uur gebruikten, had juffrouw Weygand alleen aandacht voor haar huiswerk, terwijl haar zoon weer in den winkel en de meid druk aan het stoffen was. Ik zat dus weer alleen en gevoelde mij eenzaam en verlaten. Bij het theedrinken om vier uur kwam pater Leurs op be zoek; hij noodigde ons allen uit, in zijn tuin een glas Rijnwijn te komen drinken. Hier maakte hij een zeer pret- tigen indruk op mij. Hij was zeer gulhartig, trakteerde ons op taart en was de voorkomendheid zelve. Hij gaf zich zeer veel moeite, een gesprek met mij te voeren. Dit gaf telkens stof tot lachen, daar zijn woorden vaak in tegenspraak waren met het doel, waarvoor hij ze bezigde. Ik besloot, hem ook tot mijn biechtvader te nemen. Den

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 175