158 MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES
beien
gand, of hij mij
borduurwol zou
pantoffels voor
duidde mij den weg, dien ik moest gaan en ik kwam goed
terecht. Ik vond den winkel en kocht daar, hetgeen ik
noodig had. Ik gaf de winkeljuffrouw mijn beurs, opdat
zij het verschuldigde bedrag er uit zou nemen. In den-
zelfden winkel stond ook een rijkgekleede dame. Zij
vroeg me, of ik een vreemdelinge was en waar ik logeer
de. Zeer beleefd gaf ik haar antwoord. Toen zij haar
inkoopen gedaan had en wij den winkel verlieten, zeide
ze: „Ik moet juist ook de Poten passeeren en zal u wel
thuisbrengen.” Bij huis gekomen, sprak zij: „Wilt u he
denmiddag bij ons komen theedrinken?” Ik gevoelde, dat
ik doodsbleek werd, maar bedankte haar beleefd. Zij
merkte mijn ontsteltenis wel op, want ze vervolgde min
zaam: „Als u zegt, dat, mevrouw Hooft van den Bosch-
kant u heeft genoodigd en men zegt u, wie wij zijn, dan
twijfel ik niet, of u zult gaarne komen.” Weygand ver
telde mij, dat de heer Hooft wethouder en één der nota-
van de stad was. x) Dien middag kwam de knecht
J) Jhr. Mr. Gerrit Lodewijk Hendrik Hooft, geb 1779, gest 1872,
1826—1843 wethouder, 18431858 burgemeester van 's-Gravenhage
lid van de dubbele Kamer der Staten-Generaal, in 1808 gehuwd met
Gijsbertina Maria Heeneman, geb. 1788, gest. 1860.
volgenden morgen ging ik weer met juffrouw Weygand
naar de kerk en overhandigde pater Leurs den brief van
den heer Grossmann. Toen hij dien had gelezen, sprak
hij op plechtigen toon: „Kind, wees welkom! Ge zult in
mij een trouwen vriend vinden.” Na onze thuiskomst was
ieder weer druk aan het werk: juffrouw Weygand den
geheelen morgen in de keuken, want er werd dien dag
gewasschen, en Weygand tot twee uur in den winkel.
Daar de tijd mij lang begon te vallen, vroeg ik aan Wey-
een winkel wilde laten wijzen, waar ik
kunnen koopen, want ik wilde een paar
juffrouw Weygand borduren. Hij be-