164 MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES Lodewijk Constanrijn Rabo Copes van Cattenburch, van 1824— 1842 burgemeester van den Haag. heb geen misdaad gedaan.” Nu verhaalde ik in bijzonder heden de mishandelingen, die ik te verduren had gehad, en legde de reden tot mijn vlucht uit. Diepe verontwaar diging was op hun gelaat te lezen. Eindelijk sprak mijn heer: „Nu moet ge zwart op wit zetten, hoe men u be handeld heeft en dit door uw biechtvader laten bevesti gen. Ik zal nog eens schrijven en bij mijn brief een be wijs van uw goed gedrag gedurende dezen tijd hier voe gen, dat onderteekend wordt door burgemeester Catten burch, die u hier dagelijks heeft gezien, benevens een brief van uw biechtvader, den heer Leurs.” De heer Hooft schreef, dat ik volgens hun eigen opgave den 17den Keulen had verlaten, per stoomboot, dat ik dien nacht te Nijmegen bij een achtenswaardige familie, mijn geloofsgenooten, had gelogeerd, dat ik den 18den om 7 uur in Den Haag was aangekomen en door Weygand zelf van de diligence was afgehaald, dat ik den 19den zeer toevallig mevrouw Hooft had leeren kennen, dat ik, van dien dag af, alle dagen, van den ochtend tot den avond, mijn tijd had doorgebracht in zijn huis, en dat mijn onschuld en beminnenswaardig karakter hen ge noopt hadden, mij met volle liefde te ontvangen. Zij had den acht kinderen en waren bereid, mij als hun negende kind te beschouwen, als ik steeds dezelfde deugd en on derworpenheid aan Gods wil aan den dag bleef leggen. Zij zouden recht gelukkig worden, als hun kinderen zulk een edel en deugdzaam karakter bezaten als ik. Pater Leurs roemde mij in zijn hartelijken brief zeer en ook Weygand voegde er, uit naam zijner moeder, een brief bij. Ik schreef in een kort briefje onder meer het vol gende: „Evenmin als alles, wat blinkt, goud is, evenmin

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 182