166 MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES
den goeden wil
en mevrouw
i steeds aan
onderhoud
alle dagen
wel komen eten.” De familie Cattenburch verlangde
echter, dat ik om de beurt bij hen en bij de familie Hooft
het middagmaal zou gebruiken. Mijnheer Hooft schreef
nu naar Keulen, dat ik het vaste besluit genomen had,
niet terug te keeren en dat er, zoolang ik aan God,
deugd en plicht getrouw bleef, wel voor mij zou worden
gezorgd.
Eens op een avond, toen ik met den heer en mevr.
Hooft alleen was, sprak mijnheer: „Hoe zoudt u, die
zoovele talenten bezit en zoo belezen zijt, er over den
ken, om privaatlessen te geven, o.a. in uw moedertaal,
rekenen, geschiedenis, aardrijkskunde, mythologie, hand
werken, enz.? Dan hebt ge een onafhankelijker bestaan,
dan als gouvernante; bovendien wordt bij de betrekking
van gouvernante er meestal op gelet, of men van het
zelfde geloof is als de familie, bij wie men in betrekking
is, terwijl, als men door lesgeven in zijn onderhoud
voorziet, het geloof niets ter zake doet.” Ik vond dit een
zeer goed voorstel, vooral ook omdat mijn geld bijna
op was. Met medewerking van de lieve mevrouw Hooft
had ik mijn sjaal en hoed voordeelig verkocht; deze kost
en bescherming in een geheel vreemd land bleef. Mijn
heer Hooft beloofde, mij zelf naar Keulen terug te bren
gen en mij daar weer met mijn familie te verzoenen,
’t Zou nog beter zijn, eenige bittere behandeling van de
mijnen te verdragen, dan, op mijn leeftijd, in een vreemd
land aan ontelbare gevaren bloot te staan. Toen sprak
ik: „Nooit keer ik in Duitschland terug! Als ik hier niet
kan blijven, dan ga ik morgen naar de Oost of de West;
God, die de onschuld beschermt en
sterkt, is overal.” Toen spraken de heer
Hooft: „Welnu, blijf dan hier. Houd u
deugd, plicht en eer; wij zullen wel voor uw
zorgen.” Mevr. Hooft zeide: „Bij mij kunt u