Ik
170 MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES
De Klopjes waren een soort geestelijke zusters, die op een hofje
tezamen woondenzij werden oudtijds klopzusters genoemd, d. w. z.
bedelnonnen, die kloppend bedelden.
Mevrouw Hooft gaf mij nu te kennen, dat ik moeilijk
langer ten huize van Weygand zou kunnen blijven
wonen. Alles hing er nu immers van af, dat mijn naam
gunstig bekend zou zijn. Wanneer ik bij Weygand
bleef wonen, wiens zaak door bijna enkel heeren bezocht
werd, dan zou ik met betrekking tot mijn leeftijd vrij
zeker een minder goeden naam krijgen. Van dit gevoe
len waren bijna allen, die ik kende. Nu ik als jonge,
alleenstaande vrouw, met een gunstig uiterlijk, anderen
onderwijs zou moeten geven en in de eerste familiën zou
willen optreden, kwam het er vooral op aan, dat de
eerste stap, dien ik deed, een gunstigen indruk maakte.
zou dus een woning moeten kiezen, waar mijn per
soon en naam veilig waren. Dit begrepen de Weygands
niet, die mij ondankbaar noemden. De heer Leurs stelde
mij voor, een kamer bij de Klopjes x) in het Westeinde te
huren. Dit plan vond algemeene goedkeuring. Ik nam
dus bij de Klopjes mijn intrek en at bij hen aan tafel
voor dertig cents per dag. Ik bezat nog geen meubelen
of anderszins, want het geld, dat ik had meegebracht,
en ook dat, wat hoed, sjaal en oorringen hadden op
gebracht, was geheel opgeteerd door den aankoop van
kleederen, ondergoed, boeken, enz., en om bij iemand
iets terleen te vragen, daartoe was ik te fier. Ik at bij
de Klopjes slechts als ik geld had en behielp mij dikwijls
maar met een broodje, want om alle dagen bij anderen
te gast te zijn, kostte mij te veel tijd, aangezien ik mij
nog veel had voor te bereiden voor mijn nieuwe loop
baan. Nauwelijks een maand na mijn examen had ik