MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES 173
's
kunt over alles beschikken, wat u noodig hebt. Doe uw
best, u hier zoo te gevoelen, of u in uw eigen huis waart.”
Vóór mij stonden op een tafeltje twee zilveren kande
laars, voorzien van waskaarsen (die iederen avond ver
nieuwd werden) en een zilveren blaadje met theegoed.
Er was slechts één kopje, aangezien de freule geen warme
dranken mocht gebruiken. Het theegoed bestond uit een
zeer fraai theekistje, dat twee busjes met verschillende
thee bevatte, een zilveren suikerpot en een zilveren koek-
jestrommeltje; ik werd dus geheel als lid der familie be
schouwd. Mevrouw en ik maakten samen een rooster van
lesuren op. De baron kwam ook eens kijken en ook de
zoon des huizes. Deze was een paar jaar ouder dan
de freule. Hij ontving huisonderwijs van verschillende
leeraren en zou over twee jaar als student naar Leiden
gaan. De eerste avond was omgevlogen, voordat wij
beiden er erg in hadden. Ik had mij genoodzaakt gezien,
een knecht aan te nemen, die mij iederen avond haalde
en thuisbracht en wien ik 3.per maand betaalde. Den
volgenden avond kwam mevrouw mij vragen, hoe
Marietje mij beviel. „Neemt u geen koekje?” vroeg ze.
„Dit trommeltje is geheel voor u; ik zal het iederen avond
voor u vullen.” Ook vroeg ze, of ik goedvond, dat de
baron de lessen per veertig lesuren betaalde. Ik vond dit
natuurlijk goed. Toen ik mijn eerste nota presenteerde,
de les a 50 cents berekend, sprak de baron: „Ik zal dien
edelen wedstrijd tusschen de dames beslissen en het les
uur op 75 cents vaststellen.” De lessen in de handwerken,
waaronder bloemenmanden, goudborduren, haarwerken,
kantwerk, enz. begrepen waren, werden echter met 1.50
per uur betaald. Deze lessen alleen leverden mij reeds
bijna een bestaan op. Ik kreeg er nog vele bij, zoodat ik,
eer nog een jaar om was, geen enkel uur, van 's mor
gens halfacht tot 's avonds half elf meer vrij had. Ook