MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES 175
acht genomen. Zelfs werd bij de Van Kattendijkes, de
Hoofts en de Van de Kasteeles gedurende de vier laatste
dagen van de vasten apart eten voor mij klaargemaakt,
zonder boter of melk. Ik kan dat alles onder eede beves
tigen. Omdat ik van parochie veranderde, woonde ik
voortaan ook niet meer bij de Klopjes, die mij echter
steeds goed hadden behandeld, ik had nu pastoor
Tomas x) tot biechtvader gekozen.
Mijn gezondheid nam zienderoogen af; iedereen con
stateerde dit met angst. Men had de lessen zóó ver
schikt, dat ik gemakkelijk van den een naar den ander
kon gaan, doch voor mijn leeftijd had ik te veel door
staan; ik begon bloed op te geven. Mijn gestel was te
teer, om alle moeilijkheden, aan mijn nieuwe beroep
verbonden, te trotseeren. Vaak gaf men mij bouillon of
andere versterkende middelen onder de les, echter
tevergeefs: ik werd ernstig ziek. Zoolang mogelijk was
ik op de been gebleven. Als de meid ’s morgens mijn
kachel kwam aanmaken, dan trof ze mij meermalen aan,
terwijl ik nog geheel gekleed zat te studeeren. Dr. v. d.
Watering 2) had een zwaar hoofd in mijn toestand; alge
meen vreesde men, dat ik de tering had.
Lof en hulde aan allen, zoowel aan ouders als aan
élèves! Ze wedijverden met elkander, om mij mijn be
roepsbezigheden recht gemakkelijk te maken. Zelfs ge
boden de ouders, dat de leerlingen elkander zouden
dicteeren, opdat ik het werk slechts had na te zien en
mij niet door spreken behoefde te vermoeien. Bijna op
iedere les wachtte mij een of andere aangename verras
sing of moederlijke attentie. Nooit heb ik temidden van
H. Tomas was pastoor van de H. Willebrorduskerk in de
Assendelftstraat.
2) Dr. J. H. van de Watering, geneesheer aan het Burgergasthuis
en stadsdoctor, wonende aan de Paviljoensgracht.