MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES 187 zworen, nooit iemand buiten mijn geloof te huwen. Eenige maanden daarna ontving ik een brief, waarin hij mij meldde, dat de hinderpaal nu uit den weg was geruimd, daar hij mijn geloof had omhelsd, en mij nu als welgesteld geloofsgenoot ten huwelijk vroeg. Deze brief deed mij hevig ontstellen. Ik snelde er mee naar mevrouw Hooft, die mij vroeg, of ik hem soms had beloofd, zijn vrouw te worden, als hij Katholiek werd. Ik betuigde haar, dit volstrekt niet te hebben gedaan. Het antwoord, dat ik hem zond, liet ik mevrouw Hooft eerst lezen. Onder meer schreef ik hem, dat verandering van geloof, die niet op overtuiging gegrond was, niets te beteekenen had. Hij schreef mij o.a. terug: „Het leven is mij nu niets meer waard! Al mijn stadgenooten en kennissen kunnen getuigen, dat ik steeds als edel en braaf mensch geleefd heb. Ondanks alles versmaadt gij mij; dat zal mij nog in den dood drijven!” Hevig ver schrikt stelde ik ds. v. d. Kasteele hiervan in kennis, die mij beloofde, hem dadelijk te zullen schrijven, terwijl mevrouw Hooft zich bereid verklaarde, hem te ont vangen. Op een morgen, toen ik uit de kerk kwam, stond hij onverwachts voor me. Ik herkende hem bijna niet, zóó had de smart hem veranderd. Slechts met moeite bracht hij enkele woorden uit: „Lief meisje, ik heb geleden, zooals geen sterveling ooit! Hebt ge het werkelijk op mijn ondergang gemunt!” Ik smeekte hem, mij naar mevrouw Hooft te vergezellen, maar hij wilde hiervan niet hooren en dreigde weer met zelfmoord. Door diep medelijden bewogen, gaf ik hem de hand en vroeg: „Zijn dit nu de lessen van uw nieuwe geloof?” Met groote moeite slaagde ik er eindelijk in, hem bij de familie Hooft te brengen. Hier wist men hem te kalmeeren. Ik heb hem naderhand nooit weergezien. De juffrouw, bij wie ik woonde, had mij al geruimen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 205