MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES 189
spoedig mogelijk terug te geven; om mij
een
het
het geld zoo
aan haar dank te onttrekken, ging ik uit.
Er verliepen echter drie volle maanden, zonder dat
mevrouw over geld sprak. Af en toe merkte ik, dat
deze vrouw erg aan den drank verslaafd was. Na
poosje vroeg ik haar, of ze me al een gedeelte van
geld, dat ik haar ten behoeve van haar zoon had ge
leend, kon teruggeven. ,,U droomt!” zeide ze brutaal
weg, „ik weet van niets. U hebt me nooit iets geleend!”
Ik klaagde er bij haar zuster over. Deze sprak: „Ik
weet er niets van (hetgeen de waarheid was), maar mijn
zuster drinkt erg, zoodat zij groote schulden heeft. Het
was zeer onvoorzichtig van u, haar geld te leenen; ze
zal u nooit iets kunnen terugbetalen. Ik bemoei er mij
volstrekt niet mee!” Ik vertelde de zaak aan mevrouw
Hooft, die mij wegens mijn onvoorzichtigheid en al te
blind vertrouwen beknorde: ik had totaal geen bewijzen
tegenover een voor het uiterlijk fatsoenlijke officiers-
weduwe. Mijnheer Hooft dreigde haar, haar een deur
waarder te zenden, en met groote moeite kreeg ik ten
slotte 70.terug. Van dit oogenblik af namen de
kwellingen, die ik van mijn hospita te verduren had,
hand over hand toe. Het ergste was nog, dat ik moeilijk
zou kunnen verhuizen, want ik had mijn huurceel voor
een jaar geteekend, zoodat ik gedurende een vol jaar
huur zou moeten betalen. De plagerijen waren echter
niet te doorstaan. Als er een les werd afgezegd, ver
telde de juffrouw mij dat niet, zoodat ik dan een ver-
geefschen tocht deed. Werd ik ergens geroepen, dan
zei men mij dat ook niet, zoodat ik voor nonchalant
doorging, 's Morgens bracht men mijn ontbijt en mijn
koffiewater zeer dikwijls te laat, zoodat ik dan nuchter
de deur uit moest. Daar ik hoegenaamd geen tijd had
om te naaien, waren wij overeengekomen, dat de juf-