MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES 191 haar vroegeren stand ophouden. Nauwelijks woonde ik drie weken bij haar, of mevrouw kwam op een Zondag middag met haar theeblad bij mij in de voorkamer, ter wijl ze kortaf zei: „Nu kom ik hier bij u theedrinken.” Mijnheer en alle tien kinderen kwamen bij haar zitten. Ik was te verbaasd, om er wat van te zeggen. Den volgenden Zondag had ik hetzelfde huiselijk tafereel weer op mijn kamer. Zeer beleefd zei ik nu tegen haar: „Mevrouw, de Zondag is de eenigste dag, dien ik voor mijzelve heb. Ik zou dien dag gaarne besteden met nuttige of aangename lectuur; het is mij echter onmogelijk te lezen, omringd door uw familie.” Daarop zeide zij: „Het moet u toch hetzelfde zijn, of wij al dan niet bij u zitten; u hebt immers geen geheimen. Er is maar één benedenvoorkamer, en ik heb geen lust, den geheelen dag in een sombere achterkamer te zitten.” Daar ik zag, dat ik tegen die vrouw niet was opgewassen, ging ik met mijn boeken naar mijn slaapkamer. Toen ik de kamer uitging, hoorde ik haar zeggen: „Ziezoo, ik zal er wel voor zorgen dat ik over allen, die in mijn huis wonen, de baas blijf." Na dezen dag heb ik mijn eigen gehuurde kamer niet meer alleen bewoond. Ik klaagde hierover bij mevrouw Hooft, maar deze sprak: „Ge hadt u den eersten tijd meer tegen deze vrouw moeten laten gelden. Nu ze gevoelt, dat ze u aan kan, is het te laat. Deze vrouw moet, naar ik verneem, een ware duivelin zijn. Gij hebt een te zwak gestel, om uw rechten tegenover haar te handhaven. Ik zou u raden, uw meubelen te laten weghalen.” Toen ik nog geen maand bij haar woonde, liet ik mijn tapijt, meubelen, enz. uit de kamer halen en elders opbergen. Eenigen tijd later kwam zij bij mij en zeide: „Wanneer ik dezer dagen familiebezoek krijg, wilt u wel zoo goed zijn te zeggen, dat u uit Duitschland komt en bij mij logeert, want kamers verhuren is toch eigenlijk beneden mijn stand.”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 209