MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES 195
de kamerdeur achter zich dicht. Het huilen stond ons
nader dan het lachen. We waren alle drie jonge
meisjes van ongeveer twintig jaar; geen van ons had
den moed, deze furie te trotseeren. Hoe nu! Ik had
dien morgen al mijn lessen afgezegd en zou dat niet
vaak kunnen doen. De lust om te beginnen was ons
nagenoeg vergaan, maar ik moest woord houden!
Nadat wij wat van den schrik waren bekomen, beslo
ten wij onzen nood te klagen aan mevrouw Meyer, de
zuster van Mimi Hovius, bij wie Mimi woonde. De
Meyers, die uiterst zuinig waren, hadden Mimi Hovius
reeds afgeraden, kosten te maken voor het zilveren
bruiloftsfeest der Schreuders. Mevrouw Meyer oor
deelde, dat het maar beter was, van ons plan af te zien.
Intusschen was onze kostbare tijd verstreken en werd
het voor mij tijd, naar de familie Hooft te gaan, waar
ik dien middag zou eten. We besloten alle drie, ter
dege over de zaak te zullen denken en vast te stellen,
waar en wanneer de volgende les zou plaats hebben.
Ik vertelde mijn wederwaardigheden aan tafel en mijn
heer Hooft sprak: ,,U moet u niet laten ringelooren.
Uw handel en wandel staan te goeder naam en faam
bekend; deze dames en trouwens allen, die u bezoeken,
zijn fatsoenlijke lieden. Ge zijt meester op uw eigen
kamer en kunt, zoolang uw handelingen strikt eerlijk
en fatsoenlijk zijn, ontvangen, wie ge wilt. Het is die
vrouw er slechts om te doen, u zóó te plagen, dat ge
binnenkort verhuist en zij de huur dan zonder moeite
trekt. Ge moet volhouden. Morgenochtend zegt u weer
uw1 lessen af, gaat met de dames naar uw kamer en be
gint heel kalm te werken; u moet nu doorzetten! Ik zal
er voor zorgen, dat op dat uur dicht bij uw huis een
politieagent staat. Bij de geringste onaangenaamheid, die
ge van haar ondervindt, geeft ge hem een wenk vanuit het