204 MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES
-V
blijven; juffrouw Roer wilde den volgenden ochtend voor
mijn ontbijt zorgen en mij bij het kleeden behulpzaam
zijn. Ik bracht bijna den geheelen nacht met studeeren
door, maar moest telkens met schrik aan juffrouw
Vigelius denken, want ik vreesde, dat zij misschien een
rampzaligen stap had gedaan. „Ach”, overpeinsde ik,
„had ik haar de 200.maar gegeven, die zij mij laatst
ter leen vroeg, maar die ik haar weigerde, omdat ze me
toch al zooveel schuldig was. Misschien zou dat geld
haar voor een rampzaligen stap hebben behoed.”
Eer ik er toe besloot, aan Van Lier mijn hand te
geven, hadden verscheidene heeren het mij door hun
huwelijksaanzoeken lastig gemaakt. Eén hunner was een
heer, die een groot handelshuis in Constantinopel bezat.
Hij was bevriend met den heer Boreel1ambassadeur
bij het Portugeesche hof, die wegens herstel van gezond
heid naar Nederland was gekomen en nu in de residentie
woonde. Zijn echtgenoote, een Portugeesche gravin, was
Katholiek; met haar ging ik alle zon- en feestdagen
naar de kerk. Dan haalde zij mij steeds met haar rijtuig
af, want de familie Boreel leefde op grooten voet.
Mevrouw sprak geen woord Hollandsch. De Boreels
gaven vaak schitterende diners en partijen, waarop ik
steeds genoodigd werd. Bij hen leerde ik ook den heer
uit Constantinopel kennen, die zeer rijk was. Hij was
Protestant. Door zijn overdreven attenties en herhaal
de huwelijksaanzoeken maakte hij het mij vrij lastig.
Mevrouw Boreel placht vaak te zeggen, waar hij en
haar echtgenoot bij waren: „Kom, kom, wat beteekent
nu verschil van geloof! 't Komt er maar op aan, dat de
echtgenooten elkaar een goed hart toedragen. Ik ben
Jacob Boreel, 17771833, minister-resident in Portugal, in 1827
gehuwd met Maria J. Willoughby Lacerda de Lemos, 18061861.
Zij woonden in de Kazernestraat.