MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES 207 1. uw tweede moeder nu het geluk, uw hand in die van Van Lier te mogen leggen. Groote gevaren hebben u omgeven, te meer nog doordat ge, door uw takt, een voud en aangenaam optreden, u in aller sympathie mocht verheugen. Waarschuwen konden wij u niet, om u niet angstig en argwanend te maken. God, die u steeds zichtbaar beschermde, zal uw stap naar het altaar ook zegenen! In Van Lier zult ge steun en troost vinden en dan staat ge niet meer alleen, als wij, die u zoo hartelijk liefhebben, eens door den dood van u ge scheiden zijn.” Na lang beraad besloot ik dus, met Van Lier te trouwen. Mevrouw van Tuyll zeide: ,,Als u niet huwdet, dan zoudt u altijd bij ons blijven, eerst tot verdere leiding van Marie en later als mijn gezelschaps dame. Maar ik verzoek u, stel uw huwelijk nog een jaar uit; dan is de opvoeding van freule Marie voltooid en gaat zij aan het Hof.” Dat beloofde ik haar. Toen juffrouw Vigelius mij verliet, had ik tot huisbewaarster genomen de zuster van den huisknecht der familie Van Lier. Jans, zoo heette zij, kookte voor mij, hielp mij bij het kleeden en hield mijn kamers schoon; haar man was timmerman en zij hadden vier kinderen. Deze men- schen hebben ruim tien maanden bij mij gewoond, eerst tot Mei in het huis van juffrouw Vigelius en, na mijn verhuizing, in de Raamstraat, waar zij nog bij mij woonden, toen ik den 29sten Augustus 1832 met Van Lier trouwde. Pastoor Tomas trouwde ons in de kerk en mijnheer Hooft op het stadhuis. Toen de heer Hooft ons in den echt verbonden had, sprak hij tot Henri: „Mijnheer, maak ons aller lieveling recht gelukkig. De beste vrouw valt u ten deel.” Nu sloot hij mij in zijn armen en zeide: „Lieve Netje, moge ik tot mijn dood toe getuige zijn van uw beider

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 225