MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES 209
14
tweede zoon, Jan, geboren. Ik had het geluk, hem van
zijn geboorte af zelf te kunnen voeden en verzorgen.
Jan werd door pastoor Verlaat x) gedoopt, want eenige
weken vóór zijn geboorte was mijn inniggeliefde pas
toor Tomas overleden. Ook in den edelen pastoor Ver
laat hadden wij een trouwen vriend. Met Henri’s
ouders kon ik heel goed opschieten; iederen dag ging
ik hen opzoeken of kwamen zij bij mij. De oude lieden
waren zeer gelukkig met hun kleinkinderen, hetgeen de
band nog nauwer aanhaalde. Uren achtereen konden
grootvader en grootmoeder met de kindertjes spelen,
die heel lief, aanvallig en beleefd waren.
In het jaar overleed moeder van Lier 2). Eenige
maanden later waren mijn zwager Jan en diens vrouw
bij vader gelogeerd. Zijn en mijn schoonzuster Letje
drongen er bij mij op aan, dat ik aan vader zou vragen,
of hij den volgenden Zondagmiddag met ons naar het
strandhotel wilde gaan, iets waartoe hij anders nooit te
bewegen was. Ik had er nog al slag van, met vader Van
Lier om te gaan en hield zoo lang bij hem aan, totdat hij
beloofde ons te vergezellen. Wij waren allen nog in den
zwaren rouw over moeder. Den volgenden Zondag
middag reden wij naar het badhotel. Daar gekomen, gaf
vader den arm aan mijn schoonzuster mevrouw Van Lier.
Henri gaf Letje den arm en achteraan liepen mijn zwager
Jan en ik. Juist toen wij de trap naar het strand wilden
afgaan, zag ik op de bovenste trede een elegant gekleede
dame zitten. Ik had haar zooeven in het voorbijgaan al
gezien en haar prachtig toilet bewonderd. Toen wij op
de onderste trede waren, voelde ik, dat deze rijkgekleede
dame, die ons gevolgd was, met haar vingertop mijn arm
Pastoor W. Verlaat volgde in 1834 pastoor Tomas op aan de
H. Willebrorduskerk.
2) Maria van Lier-de Charro, geb. 1770 te Amsterdam.