MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES 211 deren. Misschien zal het u eenigszins onaangenaam treffen, te vernemen, dat mijn echtgenoot niet van adel is. Ik ben met een rechtschapen en goed-Katholieken heer uit den burgerstand getrouwd. Zie, daar komt hij juist aan.” Toen Jan ons alleen gelaten had, had hij aan vader en de overige familie verteld, dat ik met een landgenoote stond te praten. Mijn goede Henri, die gezien had, hoe ontroerd ik was, had gezegd: „Ik zal eens een eind maken aan dat onderhoud." Dit zeggende, was hij opgestaan en trad juist op ons toe. „Fanni,” sprak ik, „ik heb de eer, u mijn echtgenoot voor te stellen! Henri, deze dame is mijn nicht Fanni uit Keulen.” Beiden bogen, maar spraken geen woord. Ik verbrak deze pijnlijke stilte, door te zeggen: „Fanni, deze plaats is niet geschikt voor een onderhoud. Zeg mij, waar ge logeert. Dan zal ik u morgen opzoeken.” Zij logeerde in Hotel Bellevue. We groetten elkaar beleefd en namen afscheid. Ik was zóó ontroerd, dat ik nauwelijks met Henri kon spreken. Ter wijl mijn man bij ons stond, had de kellner de thee bij de familie van Lier gebracht en nu had vader hem ge vraagd, wie toch de dame was, waarmee mevrouw Van Lier stond te praten. „Het is een Duitsche gravin,” was het antwoord, „die met haar equipage hier is. Ze logeert in Den Haag.” Toen ik weer met Henri bij de familie kwam, klonk uit aller monden de vraag: „Netje, wie is toch die rijkgekleede dame? De knecht zegt, dat zij een Duitsche gravin is!” O, hoe gaarne had ik deze vraag ontweken! Hoe graag was ik stil met Henri naar huis gegaan, om alleen met mijn dierbaren echtgenoot te zijn, wien ik alles toevertrouwen kon, en na te denken over het onderhoud, dat ik den volgenden dag met mijn nicht zou hebben. Dit kon ik echter niet doen. Daarom zei ik een voudig: „Zij is mijn eenigste nicht.” Allen zagen, hoe aangedaan ik was, en daarom vroeg men niet verder.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 229