MEMOIRES EENER HAAGSCHE HUISONDERWIJZERES 213 heid en vergevensgezindheid behooren tot uw voor naamste karaktertrekken; volg in dezen dus de inspraak van uw hart. Ik zou u echter raden, omtrent uW onder houd met haar slechts tegenover Henri en den ouden heer Van Lier openhartig te zijn; den overigen kunt ge mededeelen, zooveel uzelf goed dunkt. Zij zien althans, dat ge van voorname familie afstamt.” Om elf uur be gaf ik mij naar Fanni; zij had haar gezelschapsjuffrouw bij zich. Nadat wij elkander hartelijk hadden begroet, vertelde ze mij, dat zij eerst van plan was geweest, burgemeester Cattenburch en wethouder Hooft op te zoeken, om bij hen te informeeren, of ik nog leefde en waar ik mij bevond, ’s Zaterdags was zij in Den Haag aangekomen en had den volgenden morgen aan den kastelein gevraagd, of hij ook een zekere gravin Von Ulft kende. Deze naam was hem onbekend. Geen won der, want vóór mijn huwelijk was ik in de wandeling meer onder den naam van ,,de Duitsche juffrouw” dan onder mijn familienaam bekend; nu was ik reeds ver scheidene jaren getrouwd en bewoog mij in geheel andere kringen. Vervolgens had zij naar de plaatsen gevraagd, waar het meeste publiek samenkwam en was ’s morgens door het Bosch gaan toeren, maar had mij daar niet aangetroffen, want ik kwam 's Zondags nooit in het Bosch. Nadat zij gegeten had, was ze dadelijk naar het badhotel gereden, waar ze zich aan den ingang bad geplaatst, zoodat ze iedereen kon zien passeeren. Nu verliepen er vaak geheele zomers, dat wij niet in het badhotel kwamen, want de oudelui wilden er nooit heen en zonder hen gingen we nooit uit. Het was dus een ware bestiering Gods, dat vader juist dezen Zon dag onzen wensch had vervuld en met ons naar het strandhótel was gegaan. Alle voorbijgangers had Fanni scherp aangekeken en toen ze mij zag aankomen, had

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 231