238 HAAGSCHE MUZIEKUITGEVERS DER 19e EEUW [Naamlooze Serie Romances of Journal de Chant?] acc. piano of harp. Van de ongeveer 100 nummers verschenen 5091 in de jaren 1819—1823 (volgens de lijst der inzendingen K. Bibl.). Of er verband bestaat tusschen deze serie en een der vorige is nog onbekend. (Gem.-archief, Scheurleer, Bibl. Amsterdam). [Danses dêtachées] omstr. 1818 begonnen en tot na 1822 voortgezet (inzendingen K. Bibl,). Er bestaat verband tusschen deze reeks en die van Plattner in Rotterdam, Steup, Nolting, Theune en Co., Guido in Amsterdam, F. L. Deny in Den Haag, en verder ook met de groote verzamelingen van B. Schott (meer dan 400 nummers!) en Simrock (Gem.-archief, Bibl. Scheurleer). Het Grand Magasin du Parnasse was overigens van een duizelingwekkende veelzijdigheid en rijkdom, immers behalve al die artikelen van muziek en muziekinstru menten, van kunst en kunstbenoodigdheden, aardrijks kundige instrumenten en kaarten, was hier ook allerlei heerlijks en nuttigs uit de drogisterij verkrijgbaar, als kunstdrijvers voor illuminaties, schoenglans, scheerpoe- der, Eau de Cologne, tabaksparfum, bristolzeep, haarolie, eksteroogenzalf. Van den man zelf weten we minder. Gaarne zouden we in dezen tijd van zijn rijkste ontplooiing het portret plaatsen, dat, blijkbaar een geschenk van den zoon aan de firma bij haar vijftigjarig bestaan, sindsdien in haar bureau hing en nu, dank zij de liberaliteit van den heer G- H. van Eek in het bezit der Gemeente is overgegaan, en dat wij hiervoor het eerst reproduceeren. De dateering is echter onzeker, eensdeels omdat de schilder, A. J. Helant1), van 1807 tot 1837, het jaar waarin èn hij èn Weygand Antoine Joseph Helant is 1751 of 1752 te Rijssel geboren en was aldaar werkzaam tot na 1782. Vervolgens woonde hij te Amsterdam, Rotterdam en verkreeg 3 Augustus 1807 admissie in den Haag. Hier bracht hij de laatste dertig jaren van zijn lang leven door en stierf 16 November 1837.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 257