HET PLEIN, HUYGENS EN FREDERIK HENDRIK 14 zeventiend' eeuwsch lustslot weldra ook op het Huis te Uit den brief zelf, die ten deele is afgedrukt in het Gedenkboek der Nieuwe of Littéraire Sociëteit te 's-Gravenhage door Mr. A. M. M. Montijn met medewerking van Johan Gram (1902) blijkt, dat men speciaal het oog had op de boven reeds genoemde verande ringen aan de noordzijde van het Binnenhof, tusschen Stadhouders- toren en Kapel. deleeuwsch kasteel tot een gemoderniseerd werd, en Nieuwburch in Rijswijk, waarvoor in 1634 de eerste steen gelegd werd. De groote Stadhouderstuin was in den Haag tot een anachronisme geworden, de stadhouder lijke familie van geen nut. de wordende stad tot een last. Het valt dan ook niet te verwonderen, dat men op maatregelen zon om dit deel van het grafelijk domein productief te maken, nu de verbouwingen op het Binnen hof veel geld gingen eischen. In een resolutie van de Staten van Holland en Westfriesland van 14 December 1631 lezen we, dat de Heeren van de Reeckeninge aan dit college een missive hadden gezonden, „inhoudende, „dat tot reparatie van het Hof, ende verbeteringe van 't „logement van Sijn Excellencie wel nodigh soude „wesen, ende voorgeslagen werdt te verkopen een par- „thije lands, ghenaemt de Stadthouders-Thuijn” en waarbij zij machtiging vragen tot dezen verkoop over te mogen gaan. De Staten kunnen zich „na deliberatie” in principe wel met dit idee vereenigen, doch willen de ver dere regeling niet geheel uit handen geven en aan het beleid van de Rekenkamer overlaten. Zij geven aan Ge committeerde Raden opdracht uit hun midden een twee tal leden aan te wijzen op de afgevaardigden van Dordrecht en Rotterdam, de burgemeesters Cornells van Teresteyn en Henrick Nobel blijkt de keus te zijn gevallen ten einde in overleg met de voorstellers het

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 26