DEN HAAG ALS INTERNATIONALE STAD 280 Levensschets van Mr. T. M. C. Asser in „Mannen en Vrouwen van Beteekenis”, jaarg. 1909/10. tegenstrijdige elementen in de diverse nationale wetge vingen aan; hadden inderdaad ten doel te doen uitko men welke legislatie in bepaalde gevallen zou voorgaan, welke maatregelen getroffen zouden moeten worden om conflicten tusschen de burgerlijke wetboeken van landen, welker onderdanen in zeer nauwe betrekking tot elkander komen, te vermijden. Het definitief uitvloeisel dezer beide conferenties werd neergelegd in het tractaat van 14 Nov. 1896 van ’s-Gravenhage, waarbij door de ge machtigden van tien Staten een overeenkomst werd aan gegaan, die eene algemeene regeling bevatte betreffende het burgerlijk procesrecht. Op 22 Mei 1897 werd dit ver drag door een additioneel protocol eenigszins gewijzigd en aangevuld, en achtereenvolgens traden tot het tractaat ook die Mogendheden toe, die wel aan de conferentie hadden deelgenomen, maar voorloopig nog haar onder- teekening niet hadden gegeven, het laatst op 31 Decem ber 1897 Rusland en Rumenië. Toen daarna het tractaat ook door de uitspraken der Parlementen was bekrachtigd geworden, kon men zeggen, dat voor geheel continentaal Europa, uitgezonderd dan de Slavische Staten, die niet waren uitgenoodigd, eenheid van recht Was verkregen ten aanzien van die onderwerpen, waaromtrent het ver schil tusschen de wetgevingen vaak bezwaar opleverde en waaromtrent erkend moest worden, dat dit bezwaar zich te sterker doet gevoelen naarmate het uit den aard der zaak met het dagelijksch leven meer en meer samen hangt 1). In 1900 kwam de derde, in 1904 de vierde Conferentie voor internationaal Privaatrecht bijeen. Wat de derde totstandbracht, is te vinden in het verdrag van 12 Juni

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 302