DEN HAAG ALS INTERNATIONALE STAD
297
de ver-
nuchter
en juridi-
De overeenkomst van 29 Juli 1899 betreffende de
Zie van schr. dezes. „Het Permanente Hof van Internationale
Justitie” 1920.
a) Artikel over „Indrukken en Herinneringen aan de eerste Vredes
conferentie" in „Vragen van den Dag”, Juni 1924.
schen kant. Totdat tenslotte Léon Bourgeois, als presi
dent der derde commissie, het woord nam en de nieuwe
bepaling karakteriseerde in een rede, die zoozeer
gadering medesleepte, dat deze anders koel en
kijkende en wellicht ook denkende diplomaten
sche gedelegeerden, uitbarstten in een storm van bijvals
betuigingen en de eene gedelegeerde na den andere
opstond om den president de hand te drukken. Art. 27,
sedert de vernummering, die de overeenkomst in 1907
onderging, art. 48 geworden, werd daarop aangenomen.
Het ontwerp ervan was afkomstig van den tweeden
Franschen gedelegeerde, baron d’Estournelles de Con
stant, aanhanger van de vredesgedachte in die mate, dat
hij zijn aanvankelijke diplomatieke carrière daarvoor
opgaf 1). De „Vereeniging voor Volkenbond en Vrede,”
die in 1924 een herdenking van de eerste Vredesconfe
rentie in de Ridderzaal organiseerde, kon ongetwijfeld
geen betere keuze doen dan juist d’Estournelles uitnoo-
digen om naar hier te komen. Zijn rede was op schrift
reeds gereed; hij bereidde zich op de reis naar Den Haag
voor toen een plotseling opkomende ziekte hem even
plotseling wegnam. Om aan zijn laatsten wensch te vol
doen, kwam zijn zoon op den afgesproken dag naar Den
Haag, nog voordat de begrafenis had plaats gehad, en
te midden van een gehoor, dat stil was van ontroering,
las hij de rede van zijn vader voor. Zijn verschijning
gaf aan deze bijeenkomst, waarvan op zichzelf reeds
wijding uitging, een karakter van wijding te meer! a)