HET PLEIN, HUYGENS EN FREDERIK HENDRIK 18 Naast de afgevaardigden van de Staten en van de Rekenkamer was nu dus ook de Prins rechtstreeks bij de kwestie betrokken. Dit succes zal wel mede een gevolg zijn geweest van de vele verplichtingen, die de waren, doch waardoor aan de schoonheid van de stad een groote slag zou worden toegebracht, en hij sprak den wensch uit, dat de tuin tot een openbaar plein zou worden. De Commissie kon echter niet eigenmachtig van haar opdracht om deze zaak „tot meeste profijt" voor elkaar te brengen afwijken; de Rekenkamer wend de zich daarom in Juni 1632 tot de Staten met de vraag, wat haar thans te doen stond. Bij resolutie van 11 Sep tember van dat jaar besloten de Staten maar royaal te zijn en de Commissie de vrije hand te laten, ten einde in overleg met den stadhouder tot de beste op lossing te komen. Wij lezen in het besluit na een korte uiteenzetting van het geval: „is naer déliberatie ver- „staen ende gheresolveert, dat de voorschreve gecom- „mitteerden, nevens de Heeren van de Reeckeninge, „met Sijne Excellencie op de weder-komste uijt het „leger hierop nader sullen spreecken ende overlegh „maecken, ende geauthoriseert werden bij desen, omme „bij communicatie ende goedt-vinden van sijne hoogh- „ghemelte Excellencie op ende aengaende de voorsz „Stadhouders Thuijn sodanige ordre te stellen als ge- raden en dienstigh sal werden geoordeelt.” Uit de in den aanhef van dit artikel genoemde eigen domsbewijzen blijkt verder, dat op 4 Januari 1633 een uittreksel uit deze resolutie aan de Rekenkamer is afge geven en dat deze op denzelfden dag haar lid Jacob van Myerop en den rentmeester van Noordholland Jonathan van Luchtenburch opdroeg verder namens haar op te treden.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 31