DEN HAAG ALS INTERNATIONALE STAD 310 zwaar gedrukt. Aanvankelijk scheen alles naar wensch te gaan; de Amerikaansche gedelegeerden brachten voorstellen voor, die in den regel werden aanvaard. Men ging zich op het gastvrije buiten van den eersten Nederlandschen gedelegeerde, den heer Cremer, op Duin- en Kruidberg te Santpoort verpoozen. Met Kerst mis ging men naar huis, maar toen men terugkeerde, bleek het, dat de Duitsche delegatie te Berlijn zeker geen lof over haar optreden had ontvangen. Zij moest althans een groot deel van haar standpunt terugnemen, wijl zij blijkbaar niet dadelijk had onderkend het nadeel, dat erin gelegen was bij de beraadslaging over een con ventie met een zoodanig prohibitief karakter niet alle Staten ter wereld uit te noodigen. Duitschland bracht de vrees naar voren, dat waar men slechts in de ver dragstaten den uitvoer van cocaïne en morphine tegelijk met dien van opium aan strenge controle onderwierp, de verleiding voor een der niet-verdragstaten groot zou worden om op zijn territoir fabrieken voor deze indus trieën toe te laten, welke dan zonder controle zouden zijn. Slechts dan meende Duitschland daartegen te zijn gewaarborgd, wanneer alle Staten tevoren hun onder- teekening gaven en het zichzelf dus onmogelijk maakten zich in handen te stellen van fabrikanten, die op dezen exeptioneelen toestand zouden speculeeren. Vandaar de van de gewone wel zeer afwijkende slotclausules, die aan het Opiumverdrag werden verbonden; clausules, met behulp van Asser geredigeerd, die vaststelden, dat eerst dan inwerkingtreding van het verdrag zou plaats hebben, wanneer alle de Staten, die ter tweede Vredes conferentie Waren genoodigd, tot ratificatie van het Opiumverdrag zouden zijn overgegaan. Juist, omdat dit niet zoo gemakkelijk geschiedde als men zich aanvanke lijk voorstelde, diende men in 1913 en 1914 opnieuw

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 332