DEN HAAG ALS INTERNATIONALE STAD
311
deze po-
den Vol-
bijeen te komen, en moest men in 1914 wel besluiten om,
ondanks het feit, dat enkele landen zich, blijkbaar met
opzet, afzijdig hielden, tot de gedeeltelijke ratificatie van
het Opiumverdrag over te gaan. De Nederlandsche Re-
geering, die de gastvrouwe der Opiumconferenties was
geweest, werd automatisch met de zorgen, uit het tractaat
voortvloeiende, belast, en het is op grond van
sitie, dat zij in 1920 ter eerste Assemblee van
kenbond de aangelegenheid onder de aandacht van dezen
heeft gebracht. Dat is het uitgangspunt geworden voor
een regelmatiger en doeltreffender actie dan tevoren
gevoerd, ook al heeft deze actie nog geenszins tot het
gewenschte en definitieve resultaat kunnen leiden! 1)
Het jaar 1913, dat aan het uitbreken van den grooten
oorlog voorafging, was voor Nederland, en Den Haag
in het bijzonder, het internationale jaar bij uitnemend
heid. Ter gelegenheid van de opening van het Vredes
paleis verwachtte men in grooten getale de vreemde
lingen, en men organiseerde in verschillende deelen des
lands tentoonstellingen, die, de eene meer, de andere
minder, slaagden of niet slaagden. De Nederlandsche
delegaties op congressen van periodieken aard streefden
er naar deze congressen in 1913 te ’s-Gravenhage te
vereenigen, en de Nederlandsche Regeering verleende
terecht met ruime hand subsidies voor de ontvagst
van alle deze congressen, met uitzondering van één: het
jaarlijksch Vredescongres, sedert 1889 samengekomen in
vrijwel alle hoofdsteden der wereld, dat zich, toen het
in het jaar van de opening van het Vredespaleis te
s-Gravenhage bijeenkwam, niet in zoodanige belang-
Artikel over de „Opiumconferenties te Genève” in de „Indische
Gids”, Jaarg, 1925.