zijn verdere figuur, veeltijds gehuld in een wijden mantel
jas, om u Wap voor te stellen als de tijdgenoot van
Bilderdijk en Da Costa. Hij was toen al een goede
zestiger, maar schreef en dichtte er nog lustig op los.
Hij had een eigenaardige manier van schrijven, buiten
gewoon correct van zinbouw, zóó correct dat zijn
proza overstrooid was met een onmogelijke hoeveelheid
komma’s. Ik verwonderde mij altijd over dat bosch
van komma’s in zijn interpunctie, maar zijn proeven
revideerend, waarop hij zeer gesteld was, liet ik ze maar
staan, omdat ik wist hoezeer hij er aan gehecht was.
Wap was een origineel, niet zoozeer in de talrijke
feestcantates, die hij voor vriendenkringen en letter- en
muzieklievende corporaties bij zoo en zóóveeljarige
herdenkingsdagen dichtte, want deze hadden meest een
sterken conventioneelen familietrek, maar een origineel
in zijn eigenaardige persoonlijkheid en in zijn geheele
wezen. Als causeur had hij zijn gelijke niet, als warm
vriend en vereerder van het Huis van Oranje overtrof
hem niemandals hij over De Lamartine aan ’t woord
kwam, was hij een en al geestdrift; en als hij aan ’t
vertellen ging over zijn reis in Italië, waarover hij een
zeer belangwekkend boek in twee deelen schreef, raakte
hij niet gauw uitgepraat.
Toen de Fransche dichter 28 Februari 1869 overleed,
schreef Dr. Wap in het Dagblad (van 5 Maart van
dat jaar) een feuilleton over Alphonse de Lamartine.
Ik herinner mij nog zeer goed de zorg, die hij aan dat
„in memoriam” wijdde en zijn veelvuldige bezoeken in
die dagen aan ons bureau om over de proeven te
waken, ofschoon ik die reeds met mijn jonge argus-
oogen had gerevideerd. Maar de komma’s, die moesten
er punctueel in.
Het was in die jaren, dat er over Nederland een
Dr. J. J. F. WAP
319