Dr. J. J. F. WAP
329
Van 184451 in afleveringen verschenen.
in Den Haag leeren kennen in de familie van Estveldt-
Holtrop, om voorts hem weer te vinden in 1831 te
's Hertogenbosch, waar Kruseman werkte aan zijn his
toriestuk uit den Tiendaagschen veldtocht, vooral merk
waardig door de menigte der daarop voorkomende
sprekend gelijkende portretten. Hij vraagt aan J. Kruse
man een goed gelijkend portretje van Cornelis als sou
venir voor Wap's „merkwaardig” Album voor Kunst
en Wetenschap, benevens een enkel potloodstreepje
van zijn flksche hand. Wederkeerig zal hij over Cornelis
Kruseman een hartelijk necrologisch artikel opzenden
naar Parijs, aan de Revue des Beaux Arts, waarvan
hij voor Nederland de uitsluitende correspondent is
en „dat het eenige solide blad in Frankrijk is voor de
Kunst”.
Ary Scheffer was ook een van Wap’s heroën onder
de schilders. In Astrea schreef hij, onder den titel
„Schefferiade” eenige artikelen over den beroemden
Dordtenaar.
Toen in 1844 de Haagsche kunsthandelaar A. A.
Weimar zijn verzameling kleine schilderijen van Hol-
landsche en Belgische kunstschilders door de toenmalige
bekende lithografen Steurwald, Hamburger, Waanders
e. a. in steendruk liet reproduceeren, gaf hij die platen
in een album uit1), opgedragen aan Koningin Anna
Paulowna, met beschrijvingen van de levens en de
werken van de schilders, door Dr. Wap, in ’t Hol-
landsch en Fransch. Hoe men toen kunstgeschiedenis
schreef, blijkt uit Wap’s uitvoerige biografieën van
N. Pieneman, Andreas Schelfhout, J. C. Schotel, Barend
Koekkoek, Eugène Verboeckhoven, P. G. van Os,
F. de Braekeleer, H. van de Sande Bakhuijzen, David