MOLEN EN BRUG TE LOOSDUINEN
340
den Zwartepolder, dat met
er de bewijzen van. Tel
en telkens
wie de kosten daarvan had te
van de zijde van het polderbe-
van den molen als voornaamste
belanghebbende de helft moest betalen, wat ook als
traditie gold, maar waarvoor geen bewijs bekend was.
De molenaar wist dit maar al te goed, hij weigerde
standvastig de helft te betalen. En daar de brug toch
hersteld diende te worden moest men steeds naar een
of andere oplossing zoeken. Zoo betaalde in 1873 de
polder het herstel geheel, daar het onmogelijk scheen
medewerking van den molenaar te verkrijgen. In 1876,
toen de brug was ingestort, werd de kwestie weer
acuut. De molenaar bleek niet bereid meer te betalen
dan bundersgewijs d. w. z. in verhouding tot het zeer
gering aantal bunders, dat hij in den polder bezat.
Een proces dorst men niet aan, het juridisch bewijs
werd niet aanwezig geacht. De brug werd hersteld,
zelfs werd er een witmarmeren steen met de namen
van de polderbestuurders en den datum 7 April 1877
aangebracht en tenslotte bleek de molenaar in de kosten,
die f 1500.— bedroegen, een tiende deel te willen bij-
Deze brug geeft toegang tot de gronden van den
Zwartepolder en alle ingelanden met uitzondering van
die aan den zuidwesthoek hebben dus bij haar bestaan
in meerdere of mindere mate belang. Maar het meeste
belang toch heeft, zooals vanzelf spreekt, de eigenaar
van den grond onmiddellijk bij de brug gelegen, die
telkens van de brug moet gebruik maken, zoowel als
de eigenaar van den molen, die uitsluitend over deze
brug kan bereikt worden. Tusschen deze drie werd dan
ook al jarenlang over het bruggeonderhoud gestreden.
Wie het notulenboekje van
1867 aan vangt, opslaat vindt
kens moest de brug gerepareerd worden
weer rees de vraag
dragen. Men meende
stuur, dat de eigenaar