MOLEN EN BRUG TE LOOSDUINEN 341 tenslotte dragen, maar zelfs dit kleine percentage was niet van hem los te krijgen. Zoo bleef het vraagstuk onopgelost, tot in 1906 de zaak in handen werd gesteld van Mr. Montijn, die een uitgebreid archiefonderzoek deed instellen, waarbij de wederzijdsche onderhoudsverplichtingen buiten twijfel kwamen te staan, terwijl het onderzoek verscheidene niet oninteressante bijzonderheden aan het licht bracht. Het oudste stuk, dat geraadpleegd kon worden was de rentmeestersrekening „van mijns Gen. heere Maurits Prince van Orangien, Grave van Nassau etc. van sijne Excie heerlicheyden ende domeinen van Monster, Poel- dijck, Terheyden ende halff Loosduynen” over 1619, de oudste, die bewaard is gebleven. Onder de „ontfanck van zijne Excie coornwindtmolen met zijne toebehooren tot Loosduynen” vindt men vermeld: „Sijne Excie tot gerijff van sijne ondertaenen in den jaere XVc vijffendt- negentich binnen zijnen dorpe van halff Loosduijnen oprechtende eenen coornwindtmolen, ende molenhuys hadden die heeren Staten van Hollandt daertoe ge- accordeert in eijgendom ontrent thien hondt geestlandts daerop die molen is gestelt.Verder vindt men de voorwaarden opgenoemd, waarop molen, molenhuis en grond worden verpacht, welke pacht op den laatsten December 1614 is verkregen door „Pieter Cornelis Hets molenaer tot Loosduynen voorschreven voor den tijt van vyff achtereenvolgende jaeren des jaers om hondert ponden.” Hierdoor is dus vastgesteld, dat de Loosduinsche molen in 1595 2) is gesticht door Prins Maurits, die Het is merkwaardig, dat in de rentmeestersrekening over 1677 ten onrechte 1625 als het jaar van de stichting van den molen wordt genoemd.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1928 | | pagina 365