i
MOLEN EN BRUG TE LOOSDUINEN
344
aan den agent van
De rekening van dit laatste jaar is gedaan
Financiën der Bataafsche Republiek.
Anders was het in 1720, toen in de domeinrekening
werd vermeld, dat door Haere Ed. Mogenden aan den
molenaar werd toegestaan „om met de ingelanden van
de Swarte offte Klyne Tuythoffspolder (die haer uytpad
hebben over de brugge leggende voor de gemelde coorn-
mole, mits dat sij in het maken en onderhouden van
dien de helft van de costen betalen), weegens de te
doene reparatien offte vernieuwinge derselver brugge
het nodige te arresteren en werkstellig te maken.”
In dezelfde rekening vindt men aangeteekend, „in
den beginne van December daeraenvolgende. heeft
het ongeluck gewilt, dat de gansche kap en den as van
de voors. mole door een sware stormwind sijnde om-
vergewaeijt, deselve daardoor sodanig is beschadigt ge
worden, dat naderhant op ordre van haer Ed. Mo.
bijna een geheel nieuwe mole heeft moetten werden
gemaekt.’’ In 1720 is dus onze molen grondig vernieuwd.
Wat verder de brug aangaat, op 16 Augustus 1724
gaven Dijkgraaf en Hoogheemraden van Delfland aan
den Rentmeester „van wijlen Sijne Majesteijt van Groot-
Brittanie Glor. memor.” en ingelanden van de Swarte of
Kleyn Tuythoffspolder toestemming de houten brug bij
den molen te vernieuwen. Blijkens de rentmeesters-
rekening betaalden ook toen beide partijen de helft.
Evenzoo werd in 1742, toen de houten brug werd
vervangen door twee steenen hoofden met daarop steu
nend een houten brugdek, deze verandering door den
Prins en ingelanden samen betaald en in later jaren,
tot 1795 1), toe blijkt bij minder ingrijpende herstel
lingen hetzelfde.