den
na breede
men dat de
Korenaar”, zooals hij dan genoemd wordt, op de mo
numentenlijst geplaatst. Hiertegen kwam de eigenaar
in beroep en de commissie, die den Raad van advies
moest dienen, berichtte dat zij met B. en W. van oor
deel was „dat waar het hier een historisch belangrijk
en uit estetisch oogpunt waardevol bouwwerk van zeer
ouden datum betreft, voor plaatsing op de monumenten
lijst alleszins termen bestaan.”
Op 2 Maart vereenigde de Raad zich
debatten met deze conclusie, al meende
eigenaar van deze plaatsing op de lijst geen nadeel
mocht ondervinden.
Toen kwamen reeds op 27 Maart B. enW. met het
voorstel den molen voor de gemeente aan te koopen
en op 20 April werd hiertoe door den Raad met 27
tegen 14 stemmen besloten.
Dus mag men het voortbestaan van den molen thans
verzekerd achten. Gelukkig, want behalve de aan den
molen verbonden historische herinnering wordt ook het
landelijk karakter van het Loosduinsche deel van den
Haag er aardig door geaccentueerd.
Toch is het zeer te betreuren, dat de molen tot nu
toe nog niet in gebruik is genomen. Sinds bijna 4 jaren
draaien de wieken niet meer en is „de Korenaar”, aan
zijn eigenlijke bestemming onttrokken, een dood ding
geworden.
Wie het verslag der debatten in den Gemeenteraad
heeft gelezen weet, dat dit niet in de bedoeling van
alle raadsleden heeft gelegen en dat de commissie van
advies zelfs tot de conclusie gekomen was, „dat een
molen, die niet meer draait, die niet meer in bedrijf is,
geen monument meer is.”
Inderdaad, het zou wel zeer zijn toe te juichen in
dien een middel kon gevonden worden om den meer
346
MOLEN EN BRUG TE LOOSDUINEN